De vloek van het zwarte water

Een verhaal schrijven in opdracht levert zelden een sterk boek op. Dat blijkt nog maar eens bij 'De vloek van het zwarte water'. Hans Kuyper schreef het voor het archeologiecentrum Noord-Holland. In een nawoord legt hij uit hoe hij als kind al gefascineerd was door de geschiedenis van zijn geboortestreek en hoe de opdracht zijn oude liefde voor archeologie deed opflakkeren.
Zijn verhaal bouwt hij op rond de figuur van Aak, een jongen uit de ijzertijd van wie het skelet gevonden werd in een graf bij Uitgeest. Om er een spannend jeugdboek van de maken, mixt hij klassieke ingrediënten uit het genre. Hij maakt van Aak een koningszoon die bedreigd wordt door de vroegere rivaal van zijn ouders en ontdekt dat zijn pleegvader ooit zijn ouders vermoordde. Hij voegt er nog een helper en redder in de nood aan toe (een Romeinse slaaf), een dapper paard en een rebelse stiefzus, die trouwt met de schurk, maar voor het overige een erg onduidelijke rol speelt. Om het verhaal dichter bij de hedendaagse jonge lezer te brengen, haalt Kuyper nog een vertrouwde truc uit de kast: Aak komt in zijn museumkast als het ware tot leven en vertelt zijn verhaal aan Justin, die hem te pas en te onpas onderbreekt met opmerkingen en vragen om uitleg die niet alleen hem, maar ook de lezer kunnen irriteren.
Toegegeven, het boek bevat enkele spannende passages en interessante weetjes over het leven in de ijzertijd, maar jammer genoeg overwoekeren die weetjes het verhaal en is de spanningsopbouw gekunsteld. Zo neemt de Romeinse slaaf Aak wel erg gemakkelijk in vertrouwen en kan de jonge held wel heel toevallig het voor hem levensbelangrijke verhaal over zijn afkomst afluisteren. De klemtoon op informatie en spanning maakt ook dat je weinig kans krijgt om je echt in te leven in de gedachten en gevoelens van Aak. Ook daardoor komt deze geschiedenis zelden echt tot leven.