Diep in het bos van Nergena

Frieda is de oudste in een gezin van vier. Ze wonen in Gunderwijd, een ommuurd dorp. Dat zou kunnen betekenen dat de inwoners weinig van de buitenwereld afweten. Op een dag komt oom Pep Frieda lenen omdat zijn dochter Jet (die verder een vondeling wordt genoemd) zich verveelt. Frieda verlaat Gunderwijd voor Nergena, een plaats nog verder van de wereld. Nergena bestaat uit één huis en ligt midden in het bos. Het heeft bizarre bewoners, want die Jet woont in een boomhut en die oom slaapt naast de put. Begrijpelijk dat Frieda niet zo gelukkig is. Dan begint de briefwisseling tussen Frieda en haar zus Adalie. Daaruit verneemt de lezer dat het oorlog is, dat ze kou en honger hebben en dat er een broertje geboren is. Uit de volgende zin moet de lezer opmaken wat er met dat broertje gebeurt: "P.S.2 Ik doe Fopkes foto erbij. Zul je er extra zuinig op zijn? Het is de allerleukste niet, maar wel de allerlaatste." Uit de brieven spreekt ellende, kou, honger maar alles heel cryptisch en suggestief geschreven. Wat moet een kind bijvoorbeeld met deze passage: "Friedalief, hier een waarschuwingsbrief: Ga nooit meer alleen naar het park alsjeblieft! Ze hebben er lappen met bloed gevonden in het oeverriet. Een dronken vissertje gevonden, dat met zijn voeten in het water sliep. Een pop zonder ogen, een stoel zonder poten. En, tussen de biezen verborgen, een vuile kleine boterdief die van honger was gestorven." Dat vraagt op zijn minst meer dan vijf regels verklaring. En dan rijst weer de vraag: voor welke lezers is dit sombere boek bestemd? Aan het eind mag Frieda, die kapot gaat van heimwee, terug naar de stad. Een somber boek dat je met gemengde gevoelens achterlaat.