Net wanneer New York door een stroompanne geteisterd wordt, staan Owen en Lucy samen in de lift. Hoewel ze in hetzelfde gebouw wonen, kennen ze elkaar niet. Lucy woont met haar ouders in het penthouse; Owen samen met zijn vader die conciërge is, ondergronds. Owen was op weg naar het dak van hun gebouw en, eens bevrijd uit hun benarde situatie, voert hij Lucy mee. Het uitzicht over de donkere stad is adembenemend en beide jongeren beleven een magische nacht. Maar de volgende dag keert de realiteit terug.
Owens vader wordt ontslagen en hij vertrekt met zijn zoon en hun weinige bezittingen. Samen trekken ze door het land op zoek naar werk. Ze blijven nooit lang op dezelfde plek. En Lucy’s ouders nemen haar mee naar Schotland, waar haar vader een nieuwe functie krijgt. Owen stuurt ansichtkaartjes van overal waar hij komt. Lucy mailt, maar krijgt geen antwoord. Kan hun liefde de afstand tussen hen overbruggen en zullen ze elkaar ooit weerzien?
Het boek bestaat uit vijf delen die vaag een plaatsaanduiding weergeven: hier, daar, overal, ergens en thuis. De hoofdstukken volgen afwisselend Owen en Lucy en worden telkens ingeleid door een met sterren bezaaide pagina. Soms zijn de hoofdstukken heel kort en bevatten ze  slechts een zin en dan zijn ze weer langer. Af en toe beginnen ze met identieke woorden of een gelijkaardige zin. Dat brengt beide hoofdfiguren dichter bij elkaar. Hoeveel ze ook van elkaar verschillen en hoe ver ze ook van elkaar verwijderd zijn, toch lopen hun levens parallel. Heerlijke chicklit.