Een warm hemd voor de winter
Twan groeit op in een tijd die wel heel ver van ons verwijderd lijkt. De meester en de pastoor zijn de geleerden van het dorp. Auto’s zijn er nauwelijks te bespeuren en de televisie moet nog worden uitgevonden. Twan trekt veel op met zijn vriend Zarre, ook al lopen hun interesses erg uiteen. Zarre is een echte kwajongen die eekhoorntjes uit de bomen schiet, kleine diertjes sart en die al heel erg geïnteresseerd is in meisjes en hun merkwaardige lichamen. Twan begrijpt dat niet goed. Hij houdt ervan om door de velden te zwerven en te genieten van alles wat hij ziet. Het geel van de korenvelden en de wind die er doorheen strijkt … Twan kijkt ernaar en wil blijven kijken en vooral wil hij alles vastleggen op papier: "Ik moet weten hoe het in elkaar zit. Ik weet nog bijna niets. Ik moet het allemaal zien om het te kunnen tekenen. Twan glimlacht. Hij kan zijn geluk niet op." (p. 109). Maar Twan tekent ook andere dingen: doodgeschoten mensen, brandende boten en vliegtuigen die hun bommen lossen … Want Twans kindertijd valt in de jaren veertig van de twintigste eeuw en zijn jonge leven wordt grondig dooreen geschud door de tweede wereldoorlog. Want ook in het kleine dorpje waar Twan woont is de oorlog zichtbaar aanwezig. Het voedsel wordt schaars en Duitse soldaten installeren zich in het schoolgebouw. Het dorp heeft steeds meer geheimen en raakt in twee kampen verdeeld. Sommigen verzetten zich tegen de bezetters, maar er zijn er ook die sympathie hebben voor de Duitsers. Twan vindt het allemaal behoorlijk verwarrend, en dan zijn er ook de ‘onkuise gedachten’ waar de pastoor voor waarschuwt maar waar Twan steeds vaker last van krijgt, ook al wil hij dat helemaal niet. Al tekenend probeert de jongen greep te krijgen op die ingewikkelde wereld, die tegelijkertijd mooi en wreed is. Jaak Dreesen schetst een indringend en ontroerend portret van het groeiproces van een gevoelige jongen in een moeilijke tijd. Het verhaal wordt in de derde persoon verteld maar de lezer beleeft alles door de ogen van Twan. Ook de zwart-wit potloodtekeningen, die goed aansluiten bij de tekst, lijken wel van zijn hand. De illustraties komen enigszins oubollig over, maar passen toch bij dit verhaal. Alleen voor de kaft had men misschien beter naar een andere illustratiestijl gegrepen. Een minpuntje toch: de titel ‘Een warm hemd voor de winter’ wordt in het boek nauwelijks uitgewerkt. Op een avond haalt Twans moeder een pakje uit de kast met de boodschap: ‘een warm hemd voor winter, je zal het nodig hebben’ (p. 83), maar de winterkoude en het kledingtekort komen als thema eigenlijk niet aan bod. Een raak gekozen titel en een pakkende omslagillustratie hadden dit boek helemaal af gemaakt.