Emiel zet alles op z'n kop

Emiel is een rakker die allerlei kattenkwaad uitsteekt, veelal niet met opzet. Tijdens het middageten vindt Emiel de soep zo heerlijk dat hij het laatste bodempje soep uit de terrine wil opslurpen, maar dan blijkt zijn hoofd in de soepterrine vast te zitten. Er zit niets anders op dan ermee naar de dokter te gaan. Een andere keer is er een groot feest op de hoeve. Voordat ze de vlag gaan hijsen, stelt Emiel aan zijn zusje Ida voor om haar op te hijsen, zodat ze het hele dorp in de verte kan zien. Ida is dol enthousiast en wil niet meer naar beneden. De ene frats na de andere wordt gedetailleerd beschreven. Je krijgt een beeld van hoe het leven op deze grote hoeve verloopt. De verhalen spelen zich wel een eeuw geleden af, want Astrid begon rond 1925 de verhaaltjes die ze aan haar kinderen vertelde op te schrijven. Het boerenleven en de fratsen zijn weinig herkenbaar voor deze generatie. Daarbij komt nog dat ze heel uitgesponnen vertelt, wat langdradig overkomt. Ze schetst het boerenleven in Noorwegen en vertelt hierbij anekdotes die onze kinderen niet zullen begrijpen. Zowel de vertelstijl als de illustraties komen oubollig over. In het voorwoord verduidelijkt men hoe het leven vroeger sterk verschilde van nu. Maar toch is de Noorse levensstijl op het platteland voor onze jonge kinderen moeilijk inleefbaar. Astrid Lindgren is een boegbeeld als schrijfster en veel van haar boeken kunnen nog lang na haar dood herdrukt worden. Denken we maar aan de roemrijke avonturen van 'Pipi langkous', maar deze uitgave over 'Emiel' staat te ver af van de leefwereld van het kind van nu.