En nog een fijne vakantie!

Esgo is een jongen van dertien, zijn ouders zijn gescheiden. Hij is met zijn moeder en haar nieuwe vriend Flop naar een dorp verhuisd waar niet veel te beleven valt. Wat opvalt is dat Esgo z’n ouders bij hun voornaam noemt (Kitty en Henk). Esgo verveelt zich in deze nieuwe buurt zonder z’n vrienden. Z’n moeder vindt dat hij dan maar moet helpen schilderen en opruimen. Maar het is toch vakantie?! Tijdens een tocht met z’n kano waarbij hij verdwaalt in de mist ontmoet hij ouwe Wiep die op een boot leeft. Hij leert ook zijn buren, de Lisses, kennen. Het leven in het dorp blijkt toch niet zo saai te zijn. Esgo moet eerst zijn illusies over zijn vader opgeven voor hij Flop gaat waarderen en zich thuis begint te voelen in zijn nieuwe wereld. Het is een zwak verhaal dat het moet hebben van excentrieke plattelandsfiguren zoals Wiep en de Lisses en, wat erger is, een behoorlijk ‘plat’ taalgebruik, waarbij ‘shit’, ‘fuck’, ‘trut’ en ‘klerezooi’ niet van de lucht is.