Heersers in harnas
Het échte verhaal van de ridders
‘Heersers in harnas’ is een informatief boek over tal van aspecten van het ridderleven. ‘Het échte verhaal van de ridders’ zo luidt de ondertitel. In 21 hoofdstukken gaat het onder andere over de feodale maatschappij, over de opleiding van page tot ridder, over de bouw van een kasteel en de evolutie van motteburchten tot de grote stenen vestingen uit de volle middeleeuwen, de soorten wapens die er bestonden, de kruistochten, de culturele opvoeding van ridders of het gebrek daaraan, de hoofse liefde … Ed Franck behandelt het allemaal in een bijzonder leesbare en aangename vertelstijl. Jongeren (vanaf elf jaar) zullen het wel waarderen dat de verteller hen rechtstreeks aanspreekt en meteen ook verbanden legt naar hun eigen leefwereld die wel heel erg verschilt van deze uit het riddertijdperk. Af en toe nodigt Franck zijn jonge lezers uit om in de huid van een middeleeuws personage te kruipen, bijvoorbeeld bij de bouw van de burcht: "Houd je nu vast aan de takken van de bomen, want ik benoem je – omdat je zo pienter bent – tot bouwmeester van de machtige hertog van Aquitanië in Zuid- Frankrijk. Hij is net terug van een kruistocht. Hij lijdt aan grootheidswaan en bulkt van het geld. Eindelijk kun jij dus je grote droom verwezenlijken: een machtige burcht bouwen, voorzien van de laatste verdedigingssnufjes en een paar eigen vondsten." (p. 49-50) Hier en daar laat de auteur zich wel wat te veel meeslepen in zijn discussie met de lezer. Zo heeft hij het bij de bespreking van het dagelijkse voedsel van edellieden over het ontbreken van aardappelen op het menu: "Je vraagt je misschien af waar de aardappelen blijven. Domme vraag, want die kwamen pas in de zestiende eeuw overgewaaid uit Amerika, evenals de tomaten, de sperziebonen en de tabak!" (p. 62) Hoe kan dit nu voor een elfjarige, met weinig historische achtergrond als een domme vraag worden bestempeld? Zeker is wel dat de auteur erin slaagt om de aandacht van zijn publiek vast te houden, al is dit geen boek dat je leest van kaft tot kaft. ‘Heersers in harnas’ is eerder bedoeld om in de klas te gebruiken of als achtergrond bij de voorbereiding van een spreekbeurt. Hierin schuilt meteen een van de grootste minpunten van deze uitgave: door de veelheid van de besproken onderwerpen en door de enorme tijdsspanne die wordt overbrugd, is de informatie vaak ongenuanceerd. Het oppervlakkige wordt bovendien versterkt door de wat jolige vertelstijl waardoor de lezer toch vooral de indruk krijgt dat de middeleeuwers – en zeker dan de wat verwende ridders - domme en boerse lieden waren, of misschien beter nog: jongetjes die maar niet wilden opgroeien. Het cliché van de achterlijke middeleeuwen wordt erdoor bevestigd. Met de grove borstel behandelt Ed Franck cultuurverschijnselen zoals bijvoorbeeld de hoofse liefde. Deze, misschien wel diepgaandste maatschappelijke hervorming van de twaalfde eeuw, wordt afgedaan als "een keurig kleedje dat de oude wilde aard van de maatschappij moest verhullen. Een vernislaagje dat geweld, hebzucht en lust bedekte." (p. 128). Franck geeft vaak de indruk over zekerheden te beschikken waar in het onderzoek al decennia lang over wordt nagedacht en waarbij steeds weer blijkt dat er meer vragen dan antwoorden zijn. Ik denk bijvoorbeeld aan de wijze waarop Franck het heeft over de verspreiding van literatuur via voordrachtsituaties. Natuurlijk heeft het geen zin om alle problemen waar een mediëvist mee te maken krijgt, uit de doeken te doen voor een jeugdig publiek, maar het is wel belangrijk om duidelijk te maken dat de toenmalige maatschappij er helemaal anders uitzag dan de onze en dat het van op een grote afstand bijzonder moeilijk, zo niet onmogelijk is om daar een correct zicht op te krijgen. In een boek dat probeert om de historische werkelijkheid in beeld te brengen, is enige nuance toch op zijn plaats. Tenslotte nog enkele bedenkingen over de lay-out en de illustraties. ‘Heersers in harnas’ is een kleurrijke en mooi verzorgde uitgave geworden. Elk nieuw hoofdstuk heeft zijn eigen kleurschakeringen gekregen, maar daar wordt om onduidelijke redenen van af geweken in hoofdstuk drie ‘Page, schildknaap, ridder’, waar tussen het beige en bruin ineens een blauwe pagina opduikt. Er wordt daarnaast gewerkt met verschillende tekstniveaus wat afwisseling brengt in de grote hoeveelheid tekst die de lezer te verwerken krijgt. Tegelijk verstoort het systeem van kadertjes en neventeksten toch wel de rust van de bladspiegel en kan het verwarrend werken. Jurgen Walschot zorgde voor overvloedige, ingekleurde tekeningen die goed aansluiten bij de verstelstijl van Ed Franck. Ik vind het wel jammer dat daarnaast geen gebruik werd gemaakt van handschriftmateriaal dat toch overvloedig aanwezig is en waarin de middeleeuwen zélf in beeld komen. Afbeeldingen van miniaturen hadden sommige onderwerpen zeker kunnen verduidelijken. Ik denk bijvoorbeeld aan de uiteenzetting over riddermode (p. 60 en 146) of aan de beschrijving van het middeleeuwse boek (p. 42). 'Heersers in harnas' is een feestelijk boek, geschreven in een toegankelijke stijl, maar ‘het échte verhaal van de ridders’ is het toch niet geworden.