Het addergebroed van Slot Thetinga
1686. Op Slot Thetinga in Friesland wonen de labadisten, een extreem religieuze groep, onder leiding van père Yvon. Onder hen ook de dertienjarige Jean met zijn fanatiek gelovige moeder en zijn strenge stiefvader. Zijn biologische vader heeft afgehaakt en woont in Utrecht. Dat verkleint Jean zijn kansen om herdoopt te worden in de gemeenschap. Maar evengoed verhinderen zijn groeiende en niet-getolereerde kritische geest dat, naast de vriendschap met het andere addergebroed: de rebelse blinde Isaac en het duivelskind Hieke.
Een tiental bladzijden met verantwoording en bronnen op het einde tonen aan in welke mate Margaretha van Andel zich verdiept heeft in deze 17e eeuwse gemeenschap, die we vandaag allicht als sekte zouden omschrijven. Veel gebeurtenissen in het verhaal zijn bovendien gebaseerd op feiten en verschillende personages hebben echt bestaan. Je weet niet wat je leest: hoe fleurige meubels zwart geverfd worden om afleiding van het geloof te bestrijden, hoe kinderen die te zeer geliefd zijn uit huis geplaatst worden, hoe de leiders hun volgelingen uithongeren en zichzelf te goed doen aan schranspartijen ...
Deze onbekende wereld is bijzonder levendig beschreven en uiterst boeiend om te ontdekken. Dat doe je door de ogen van het dertienjarige hoofdpersonage Jean. Je volgt zijn innerlijke evolutie ten opzichte van de sekte. De verstikking is vanaf de eerste bladzijde voelbaar, zelfs de ramen lijken wel ogen die de kleinste zonde kunnen zien. Toch wil Jean in het begin alles doen en laten wat gevraagd wordt om toch maar herdoopt te worden. Maar gaandeweg groeit zijn wantrouwen, zijn kritische reflectie en zijn verzet tegen alle hoogst absurde regeltjes, zoals bijvoorbeeld dat je geen plaats mag vrijhouden aan tafel. Vanaf de dag waarop hij flagrant de regels overtreedt en met zijn vrienden een zeer wereldse uitstap maakt naar Leeuwarden, eindigen de hoofdstukken niet langer op een gebed. Meer en meer voel je dat Jean steeds minder op zijn plaats is in de groep.
Een absolute aanrader is dit voor elke dertienjarige die zich graag verliest in een historische roman, waarin een leeftijdsgenoot voor haar of hem de brug slaat naar het verleden. De talrijke oude(?) Friese woorden verhogen de sfeer: jild, treeft, beppe, trippen, mem, tapoejers, zwatelpotten, groetman, dolhuis. Meestal is hun betekenis wel af te leiden uit de context, maar toch niet altijd even makkelijk.