Het eiland achter de horizon
Simultaan kwamen bij De Eenhoorn twee prentenboeken van Pieter van Oudheusden uit: 'Het eiland achter de horizon' en 'Stom geluk', een nieuw sprookje over blinde liefde. Beide zijn van een totaal ander genre, maar hebben wel dezelfde leeftijdsgroep op het oog: de vijfjarigen.
Er valt niets anders meer te doen op Apeneiland dan ruzie maken. Het hele eiland is kaalgevreten en er valt ook geen leuke slingerboom meer te bekennen. Plots komt een zwerm vogels overgevlogen. De apen schieten in actie en gooien met alles wat ze nog kunnen vinden om toch maar een vogel neer te halen. En één vogel vangen ze ook. Daarna volgt uiteraard de discussie: wie had hem het eerst gezien? Ze besluiten de vogel in een kooi te stoppen en morgen te beslissen. Maar er is nog een discussiepunt: want als er vogels leven, waar komen die dan vandaan? Is er een eiland in de buurt waar wel eten te vinden is? ’s Nachts wordt de kooi van de vogel geopend en natuurlijk wordt er ’s ochtends weer ruzie gemaakt. Eén aap moet op verkenning gaan naar eten, want zo kan het niet langer. Kleinste Aap, waarvan de lezer weet dat hij degene is die het kooitje opende, is vrijwilliger en trekt erop uit. Als er na een tijdje een bootje weer aanspoelt met een noot erin, zijn de apen door het dolle heen. Ze zwemmen allemaal in de richting van het eiland achter de horizon. Zal het hen daar beter vergaan?
De prenten van Benjamin Leroy zitten vol dynamiek. De slungelige, aartslelijke apen zorgen voor beweging en humor, maar ook de creatieve plaatsing van de personages op het blad draagt hiertoe bij. Er is telkens veel te zien en iedere aap heeft wel een eigen karaktertrek die terugkeert. De rol van Kleinste Aap is dubbelzinnig: hij is tegelijk niks-doener, maar ook katalysator in het verhaal. Hij opent het kooitje, hij vertrekt eerst naar het andere eiland, maar tegelijk is hij ook degene die altijd als enige vrolijk zit te spelen op elke afbeelding, terwijl de andere apen ruzie maken. Ook een grappig detail is dat één van de apen voortdurend aan het lezen is. Op de cover zie je dat hij Planet of the apes leest.
Het is moeilijk te zeggen of een kind van vijf werkelijk iets aan dit verhaal zal hebben. Het lijkt weer een prentenboek hors catégorie, en dan niet omwille van de tekst, maar vooral omwille van het eerder ontoegankelijke samenspel van prenten en tekeningen. De lelijkheid van de apen en hun holle discussies doen een volwassene glimlachen of huiveren, een middenweg lijkt er niet te zijn. Geldt dit ook voor jonge lezers?