Het land achter de Elfendeur

Mare volgt een vogel door een deurtje dat alleen zij opmerkt. Ze komt terecht in een parallelle fantasiewereld waarin de vogel een elfje blijkt te zijn. Samen verwonderen ze zich over de kracht van de natuur, die zichzelf elk jaar herstelt en nieuw leven geeft. De elfjes helpen het bos een handje bij de overgang van het ene seizoen naar het andere. Zij zijn de hoeders van dit toverbos en tonen Mare dat je, hoe klein je ook bent, zelf het verschil kan zijn.

Dit prentenboek springt onmiddellijk in het oog. De kaft prikkelt met een sprookjesachtig tafereel dat verfraaid werd met gouden letters in foliedruk. Giulia Tomai verzorgde de illustraties op een achtergrond van indrukwekkend werk van fotograaf Lars Van de Goor. Zijn foto’s roepen dromerige taferelen op van bomen die wel lijken te leven, te ademen. Ze stralen een zekere rust en waardigheid uit, die door de drukke aanwezigheid van de zwerm elfjes toch wat wordt verstoord. Het grotere formaat van het boek lijkt die drukte tegemoet te willen komen, maar maakt het kijken naar de veelheid net nog vermoeiender wat mij betreft. De kinderen waarmee ik het boekje las kunnen hun verwondering nauwelijks verbergen. De elfen in zachte pasteltinten lijken elk hun eigen karaktertje te hebben en doen hen hopen op hun eigen persoonlijke boselfje. De begeleidende elfenboodschappen lezen als een lange toverspreuk. Als een aaneenschakeling van bezweringen op rijm, proberen de elfen de kinderblik te leiden naar de krachten van een bos. Maar zinnen als "De wormen helpen om de modder te keren. De wortels verturven om de vloed te beheren." doen de lezer of luisteraar haperen. Het boek werd vertaald uit het Engels, wat het rijm misschien wel te gekunsteld doet klinken. Dit boek wil kinderen de natuur laten herontdekken, maar doet dat vooral met de beeldvorming. De hoofdboodschap 'niemand is te klein om grote dingen te doen’ is er eentje om te koesteren, maar zou volgens mij krachtiger geweest zijn in een minder zweverig jasje.