Het Pungelhuis

Ole is 13 wanneer hij hoort dat hij toch een opa heeft, of beter had, want hij verneemt het pas op de dag dat die opa gestorven is. Van hem erven ze een zo goed als onbewoonbaar huis op de grens tussen Nederland en België. Geldproblemen dwingen Ole’s ouders er te gaan wonen. Of toch Ole met zijn eenbenige vader Piet, want zijn moeder vertrekt voor 100 dagen op retraite naar Tibet. En dat dwingt Piet er dan weer toe in het reine te komen met zijn verleden: zijn rol in de botersmokkel van zijn vader en waarom hij op zijn zestien jaar met zijn zwakbegaafde broertje van huis gevlucht is.

Het verhaal op zich is al meeslepend, omdat je maar beetje bij beetje antwoord krijgt op de vragen die de auteur van bij het begin oproept. Maar de heerlijke schrijfstijl van Annet Huizing maakt het dat des te meer: direct, echt, en met een groot gevoel voor humor. Het zijn ook de kleurrijke figuren die je op sleeptouw nemen, zoals de bohemienne Pola die al potten bakkend in de werkplaats iedereen inpalmt, of de Ierse Gary die alles ‘fecking awesome’ vindt en in ruil voor eten en bier de puinhoop wat meer leefbaar maakt, of tenslotte de Poolse Anastazja die met haar moeder en twee kleerkasten van ooms in een stacaravan woont. Ole zelf is eerder toeschouwer dan hoofdpersonage, en de moeder leek de schrijfster wel in de weg te lopen, over haar komen we zo goed als niets te weten. Alle schijnwerpers zijn daardoor gericht op Piet en zijn onwaarschijnlijke jeugd.

Bovendien voert Huizing je naar een boeiende periode uit de recente geschiedenis, waarin een bikkelharde smokkeloorlog mensen tegen elkaar opzette, corruptie in de hand werkte en zelfs slachtoffers maakte. Wie zich hier verder in wil verdiepen, kan terecht in het nawoord met verwijzing naar het Smokkelmuseum in Budel, een tv-programma en publicaties over het onderwerp.