Het tutje van Leon zit in de weg
Leon, een peutertje, is al een grote jongen. Eigenlijk is hij al zo groot dat hij geen tutje meer nodig heeft. Maar toch moet dat tutje overal mee: op de fiets, in de auto, naar de winkel, in bad, overal! Soms zit het tutje in de weg. Bijvoorbeeld als Leon wil proeven van zijn boterham, als hij zijn kleine zus een kus wil geven, als hij iets aan mama wil vertellen en vooral als hij zijn tanden wil poetsen. Als Leon naar zijn bedje gaat, neemt hij zijn beertje en zijn tut mee. Hij is zo moe dat hij moet geeuwen. Het tutje valt uit zijn mond en Leon merkt het niet. Hij slaapt voor het eerst zonder tutje. De volgende morgen wordt hij wakker en poetst hij zijn tanden, geeft zus een kus, eet een boterham en babbelt honderduit tegen mama. Pas dan merkt hij dat hij zijn tutje vergeten is. Hij rent naar zijn kamer en vindt het onder zijn bed. Maar Leon denkt na: alles gaat veel gemakkelijker zonder tutje. Leon gaat spelen en is nu een echte grote jongen! Het verhaal begint heel herkenbaar: een peuter die onafscheidelijk verbonden is met zijn fopspeen. Dat gaat soms gepaard met grappige momenten: in bad met een tut ... Vanaf het moment dat Leon zijn tut verliest, verliest het verhaal ook aan geloofwaardigheid. Een peuter die ’s nachts ineens zonder tut kan en ze de hele dag niet mist, is erg onwaarschijnlijk. Nog ongeloofwaardiger is hoe Leon volledig zelfstandig de bedenking maakt dat hij best zonder tut kan en dat zijn levenskwaliteit er daardoor op vooruit zal gaan. De laatste prent laat zien dat iemand anders erg blij is met zijn tut. Dat blijkt zijn hondje te zijn, dat ligt samen met zijn beertje te slapen met de tut van Leon in zijn mond. Het boekje is op zich mooi uitgegeven, met een speels lettertype en eenvoudige kleurenillustraties. Voorlezen met dit soort boekjes is kinderspel: de prenten spreken voor zich en de tekst laat zich goed hanteren. Het handige, vierkante formaat met afgeronde hoeken en hardkartonnen omslag ligt goed in de hand. Qua inhoud is het net iets te mager.