Het waterpaard

Schotland, 1930. Na het stormweer gaan Kirstie, Angus en Grompa strandjutten. Deze keer vindt Kirstie een soort ei zo groot als een koekjesdoos. Ze neemt het mee en zet het thuis in het bad. De volgende ochtend is er een diertje uitgekropen dat op een klein zeemonster lijkt. Grompa weet wat het is: een waterpaard. Ze dopen het Crusoë. Ze geven het eten maar het waterpaard groeit in een paar dagen zo snel dat het naar de tuinvijver moet verhuizen en daarna naar het loch achter hun huis. Ze leren Crusoë zich verborgen te houden en alleen te komen als ze hem roepen. Na drie jaar brengen ze het immens grote waterpaard met een veewagen naar zijn definitieve woonplaats. Eén keer raden waar dat is. Een vlot lezend maar oppervlakkig verhaal, dat ook verfilmd werd onder de titel 'The Waterhorse'. Echt spannend is het niet: de ouders van de kinderen worden al meteen bij de opvoeding en 'redding' van het waterpaard betrokken, alsof het de gewoonste zaak van de wereld was. En voor de rest komen ze ook weinig obstakels tegen. Dat het verhaal zich afspeelt op het dunbevolkte Schotse platteland in de jaren '30 helpt daarbij ook een handje. Veel gevoelens of karaktertekening hoef je ook niet te zoeken. De personages zijn niet meer dan typetjes, maar wekken wel de sympathie op. Zo is er de immer klagende grootvader die opfleurt na de komst van Crusoë, de bedrijvige mama die het huishoudbudget in de gaten houdt, de vaak afwezige vader-zeeman die overal een oplossing voor vindt, kleine broer Angus die alleen maar aan eten denkt ... Gewoon een plezierig verhaal, zonder meer.