Het zwaard van grootoom Serafijn
Bas verblijft nog steeds op het kasteel van tante Geola. De vete tussen de Tsaar en tante Geola heeft zich omgevormd tot een liefdesverhouding. Deze twee hebben ook beslist dat Bas en Tasje moeten huwen. Dat kan enkel wanneer Bas tot ridder wordt geslagen met het zwaard van grootoom Serafijn. Maar om aan dit zwaard te komen moet er een hele weg afgelegd worden. En spreuken worden ingestudeerd. En doden tot leven gewekt worden. Het leidt zelfs allemaal tot een heus middeleeuws spektakel.
Zoals in het eerste deel - De Tsaar van eender waar - zit ook dit verhaal vol met knotsgekke wendingen en fantasievolle gebeurtenissen. Denk aan vliegende badkuipen. Of een skelet dat tot leven wordt geroepen en in elkaar stuikt wegens versleten gewrichten.
Het zijn door en door fantasieverhalen. Dan kan er veel en dat kan fijn zijn, zeker als er humor gebruikt wordt. Toch worden er hier zoveel wendingen en fantasieën gebruikt dat het heel moeilijk lezen is. Het wordt zelfs saai. Als het volgende ondenkbare gebeurt, ben je niet meer verrast, maar verveeld. Ook de humor kan dan weinig boeien. We krijgen veel en te lange dialogen. Bij een eerder boek van Mark Tijsmans: ‘De ridders van de ronde keukentafel’, herinner ik me eenvoudigere maar betere humor.
Elke hoofdstuk start met een citaat van Serafijn Paracelsus, een voorvader van in de 16e eeuw. Geschreven in een sierkader, bedoeld als tegelwijsheid, zou het aanvullend op het verhaal moeten zijn. De tekeningen eronder zijn grappig en mooi. Ze zijn in dezelfde stijl als de kaft, maar dan in zwart-wit. De spreuken echter zijn flauw en niet origineel.
Gelukkig zijn de kaften verzorgd en aantrekkelijk. Er zitten vele kleurrijke details over het verhaal in. De doelgroep zal dit zeker appreciëren. Het verhaal echter is eerder teleurstellend, de humor flauw en doorspekt met overbodige details.
In mei 2019 is het derde deel verschenen.