Hoe komt de Kerstman door de schoorsteen?
Trekt hij zijn broekriem heel strak? Of maakt hij zich zo klein als een muis? En hoe gaat hij weer naar boven? En wat als er geen schoorsteen is? Komt hij dan als een brief door de brievenbus? We hebben geen idee en kunnen dus alleen maar gissen.
Misschien een beetje verwarrend voor onze kleuters, voor wie Sint en Piet door de schoorsteen komen. Maar los daarvan wel het grappigste boek over de kerstman. De suggesties over hoe hij het klaarspeelt om zijn cadeaus in huis te krijgen zijn ronduit hilarisch. Mijn favoriet is de vaststelling dat er daarbij roet op zijn pak moet komen, gevolgd door de vraag: “En draait de Kerstman dan eerst een wasje voor hij naar het huis van de buren gaat?” Ook leuk gevonden is de vraag of hij om in het donker te zien, een nachtzichtbril gebruikt waarmee alles groen wordt, dan wel een warmtezichtbril waarmee alles rood wordt, want dat zijn toch zijn favoriete kleuren?
De tekst laat zich zwierig en gezwind voorlezen, met dank aan de vertaling van Edward van de Vendel die zich helemaal laat meevoeren in het enthousiasme wanneer het allemaal los loopt: “De knipperlichtjes in de boom geven heus genoeg licht en dus heeft de Kerstman heus genoeg zicht om rond te lopen zonder zich te stoten, om cadeautjes te brengen, het liefst hele grote, (...).” Aan het rijm en ritme herkent men de grootmeester.
Maar de illustraties moeten niet onderdoen voor de tekst. In een bijzonder stemmig roodbruin palet beweegt de wat stijve maar expressieve kerstman van de ene onmogelijke situatie naar de volgende, deels geassisteerd door zijn rendieren die zijn jas of koffiekop vasthouden. Het spel van licht en donker is daarbij opvallend mooi. De illustraties dragen het verhaal en de humor, zoals in de scène waarin de kerstman in een boxershort met hartjes en een marcelleke de krant leest voor de draaiende wasmachine. Een aanrader!