Ik ben Rosemarie

Overleven in het Derde Rijk

Het Oostenrijkse, Joodse veertienjarige meisje Rosemarie woont met haar ouders en grootmoeder in Amsterdam, wanneer in 1940 de Duitsers binnenvallen. Rosemarie ziet haar levenskwaliteit stapje per stapje achteruit gaan: geen toegang meer tot het strand, het zwembad, de school; eten op de bon; een gele ster en tenslotte: een ontruimingsbevel. In het doorgangskamp Westerbork leert Rosemarie dat een mens kan leven met een minimum aan eten, zonder comfort, zonder privacy, en met een haast permanent aanwezige angst en verdriet. Met af en toe zelfs een opflakkering: een verjaardag, Lewis die haar bewust maakt van haar Joodse identiteit. Maar evengoed met dieptepunten, wanneer oma op transport wordt gezet. Van Westerbork komt het gezin in het concentratiekamp Bergen-Belsen terecht en tenslotte in het Rode-Kruiskamp in Biberach. Alle drie overleven ze deze lijdensweg, maar eindigen ze als “displaced persons”: de terugkeer naar Nederland is onmogelijk gezien ze geen Nederlandse staatsburgers zijn. “Ze overleeft door een mengeling van toeval en geluk. Ze had bovendien een enorm sterke drang om te overleven in een tijd waarin doodgaan in feite makkelijker was” (p. 186) schrijft de auteur in haar nawoord over Rosemarie, en daarmee ook over zichzelf. Want het verhaal van Rosemarie is gebaseerd op wat zij zelf doorstond in de Tweede Wereldoorlog. Het is een heel persoonlijk en intimistisch verhaal, over de gebeurtenissen, maar vooral ook over opgroeien in die onwaarschijnlijke omstandigheden. Een heel gevoelig verhaal ook, aangrijpend zonder een zweem van tranerigheid.