Ik leef nog!

In ‘Ik leef nog’ volgen we vier bange maanden uit het leventje van Marthe. Marthe is elf jaar, erg bevriend met Tessa en samen doen ze aan paardrijden. Kortom, een meisje dat speelt en sport, vrienden heeft en plezier beleeft. Aan het begin van het nieuwe schooljaar voelt Marthe zich niet lekker. Ze duizelt, kan moeilijk aandacht houden in de klas en heeft buikkrampen. Ze blijft een weekje thuis, maar raakt niet opgeknapt. Integendeel, Marthe kampt met hoge koorts, heeft overal bultjes op haar lichaam en is ontzettend moe. Ze wordt opgenomen in het ziekenhuis en al gauw blijkt dat ze ernstig ziek is. Marthe lijdt aan geelzucht of hepatitis A. Maar ook onder de goede zorgen van dokters en verplegers geraakt ze ‘r niet bovenop. Het gaat steeds slechter met haar. In al die tijd dat Marthe in het ziekenhuis verblijft, ontvangt ze maar twee briefjes van Tessa, haar hartsvriendin, die haar aangename en jeugdige leventje verder leidt. Floor, een ander klasgenootje, bekommert zich wel om Marthe en er ontstaat een hechte, warme vriendschap. Doch, Marthe verliest meer en meer grip op de werkelijkheid. Ze ijlt, heeft nog steeds hoge koorts en na een acuut leverfalen en een leverbiopsie dringt zich een levensnoodzakelijke levertransplantatie op. De enige kans op overleven! ‘Ik leef nog’ is een boek uit de reeks ‘Het leven van …’, waarin verhalen verteld worden van kinderen zoals jij en ik of Mandy. Het verhaal van Marthe is gebaseerd op de ware gebeurtenissen van de tienjarige Mandy die dankzij een nieuwe lever op het nippertje kon blijven leven. Er schuilt dus een grote realiteitszin in het verhaal, wat benadrukt wordt door vele pagina’s waarin elementen worden opgenomen die onrechtstreeks met het verhaal te maken hebben. Er is het menu uit het ziekenhuis, informatie van het net over geelzucht, een infoboekje over het leven met een donorlever … Zij maken het verhaal echt, maar creëren echter wel een koele en afstandelijke schrijfstijl. Slechts de dagboeknotities van de papa van Marthe leveren ietwat gevoeligere bladzijden op. Bovendien zijn de grijze illustraties niet echt uitnodigend en stralen ze een sombere sfeer uit. Toch passend bij het verhaal zou je denken, maar m.i. schrikken ze kinderen eerder af. Daarenboven werden heel wat moeilijke en Hollandse begrippen in het boek opgenomen. Van drains, katheter, acuut leverfalen, tot “mijn poep en mijn plas”, visite en groep 7. De jonge Vlaamse lezertjes krijgen er maar weinig hoogte van. En zo krijg je de indruk dat dit verhaal moest geschreven worden, (wordt het geen tijd dat er een boek op de markt gebracht wordt over ernstig zieke kinderen en hun ziekenhuisverblijf?), maar dit is geen doorleefd verhaal over dit onderwerp.