Jonkvrouw

1347. In het kasteel van Male wordt Margareta geboren. Zij is de dochter van Lodewijk, graaf van Vlaanderen. Haar moeder, krankzinnig geworden na twee doodgeboren zoontjes, kwijnt weg in een klooster. In de ik-persoon vertelt Margareta haar jeugd als enige dochter van de ruwe graaf. Het vrijgevochten meisje volgt schermles en haalt kattenkwaad uit met de zonen van de ridders. Ze weigert te trouwen met Edmund van Langley, de jongste zoon van de Engelse vorst. De gildenmeesters hadden haar vader onder druk gezet. Met Filips van Rouvres vertrekt ze naar Frankrijk. Wanneer hij sterft aan de pest, trekt Margareta zich terug in een klooster. Haar vader roept haar als enige erfgename terug naar Vlaanderen. Ze huwt in 1369 met Filips de Stoute, hertog van Bourgondië. De auteurs hebben een ongewoon portret geschilderd van Margareta van Male. Zo vrijgevochten kan de dochter van een middeleeuwse graaf niet zijn. We vernemen veel over het veertiende-eeuwse leven in de burcht en op het platteland. Het vlot vertelde verhaal wordt ontsierd door fouten: bv. spiritui sancto i.p.v. spiritus sancti (p. 72, 252); Hyppolyta i.p.v. Hippolyta (p. 77); in suiker gedrenkte appels i.p.v. in honing (p. 89). De stijl slaat soms op hol: ‘zijn ogen spuwen duizend verwijten’ (p. 18); ‘Mijn vader ruikt naar oksel’ (p. 22); ‘ik voel distels in mijn keel ontluiken’ (p. 41).