Julie en haar hondjes
In Julie en haar hondjes, het eerste deel van deze Clavis-reeks, stapt hoofdpersonage Julie, het meisje dat zó graag honden heeft dat ze er eigenlijk zelf wel een zou willen zijn, voor de eerste keer in de schijnwerpers. In korte hoofdstukken – meestal van een of twee pagina’s – vertelt auteur Lorena Veldhuijzen over dat zij niet in een bed, maar een mandje wil slapen, over de hond die ze krijgt (die uiteindelijk toch drie honden blijken te zijn) en de grappige manieren waarop ze de strijd aangaat met haar mama en papa, die eigenlijk toch liefst zo snel mogelijk opnieuw enkel een dochter in huis zouden hebben.
Het verhaal maakt verschillende salto’s en buitelingen. Dat is tegelijk de grootste kracht, maar volgens mij ook de grootste handicap. Het verhaal wil speels zijn, net zoals Julie, en bij momenten is dat helemaal het geval. Zo legt Julie uit hoe zij het woord cu-ra-te-le begrijpt: een woord waar je onder kan staan, maar dat geldt enkel voor volwassenen. Want zij staat veel liever onder lekkere poedersuikersneeuw.
Die kwinkslagen komen ook terug in de structuur. Het boek springt namelijk in de overgang tussen hoofdstukken nogal vaak van de hak op de tak, wat deels te wijten is aan de hoeveelheid en de lengte van de hoofdstukken, maar ook aan de vertelstijl. De woorden van Veldhuijzen zijn heel erg direct, en daarom grappig, maar op andere momenten daardoor (te?) droog en iets te kort door de bocht. Bovendien zijn veel van de echt korte hoofdstukken soms overbodig en doorbreken daarmee de vlotheid van Julies avonturen.
De tekeningen door Deborah Dehaerne, die net meer dan een jaar geleden startte als zelfstandig illustratrice, proberen extra leven aan het verhaal te geven, al is het jammer dat ze niet in kleur gedrukt werden, zeker wanneer je naar de cover kijkt. Daar springen Julie en haar hondjes namelijk echt van de pagina.