Kodo

De weg van de boog

De Nederlandse auteur Bert Kouwenberg en de al even Nederlandse illustrator Mark Janssen creëerden met 'Kodo: de weg van de boog' een Japans verhaal. Het werd een opvallende uitgave op groot formaat (30 x 36,5 cm) met paginavullende prenten. Mark Janssens liet zich vooral inspireren door de achttiende-eeuwse tekenaar Hokusai. Dit blijkt meteen al uit de omslagillustratie die verwijst naar Hokusai’s bekende tekening ‘De Golf’.
Op het ritme van de seizoenen wordt het verhaal van Kodo verteld, die samen met zijn vader in het Veerhuis aan de Rivier woont, helemaal alleen op de wereld, zo lijkt het wel. Kodo’s vader heeft enkel verteld dat zijn moeder dood is. Hij spreekt verder niet over haar maar de rozenstruik in de tuin is duidelijk met de herinnering aan haar verbonden. Kodo’s vader heeft wel meer geheimen: hun woning heeft niet alleen een onderaardse schuilplaats, er ligt ook een reusachtige boog. Blijkbaar is hun leven voortdurend in gevaar en worden ze gezocht door drie boosaardige ninja’s.
Van zijn vader leert Kodo zichzelf te verdedigen en krijgt hij een opleiding als samoerai, maar hij krijgt nog een leermeester. Via de fusuma (papieren schuifdeur op een houten latwerk) manifesteert zich de beeltenis van een oude man, een soort geest, die zich de Ziel van het Penseel noemt. Deze leert geen gevechtskunsten aan maar brengt inspiratie en laat Kodo kennis maken met de kracht van het woord en van de verbeelding. Met behulp van zijn beide leraren ontwikkelt Kodo zich op alle vlakken van een onwetende naar een wetende en samen met hem ontdekt de lezer dat kennis en inzicht soms grote verrassingen met zich meebrengen.
'Kodo: De weg van de boog' is een poëtisch verhaal waarbij tekst en illustraties evenwaardig zijn. Soms nemen de illustraties de loop van het verhaal gewoon over. Om alle nuances en betekenissen te vatten is traag lezen én kijken de boodschap. Dit boek verscheen in 2006 als 'Kodo zoon van de samoerai' (als Davidsfondsuitgave) maar dan zonder de kleurrijke, sfeervolle illustraties van Mark Janssen die het verhaal zo bijzonder maken. Op de site van Standaardboekhandel wordt het boek aangeprezen als een ‘oogstrelend prentenboek voor dagdromers en nachtkrijgers vanaf zes jaar’, maar dit is – ondanks de grote prenten – toch geen verhaal voor jonge lezers. De Pluizer-recensie van 2006 die een leeftijd van +12 aangeeft, is correcter wat betreft het doelpubliek, al zullen rijpere lezers vanaf tien jaar dit boek ook al kunnen waarderen.