Malou van de mussen

Antwerpen, ca. 1600. Malou (Marie-Louise) Storms woont met haar stiefvader en haar moeder op een kleine kamer in een volkse buurt. Manu Storms is pas vrijgelaten uit de gevangenis. Hij is vaak dronken. Na de zoveelste ruzie verlaat Maria haar jaloerse man en vertrekt met haar dochter noordwaarts naar Roosendaal. Maria, dochter van een barbier-chirurgijn, wordt daar opgevangen door Kato, een oudere vroed- en kruidenvrouw. Malou kent er enkele gelukkige jaren. In Roosendaal staat ook een groot herenhuis van Nicolaas Rockox, buitenburgemeester van Antwerpen. Ooit heeft de mooie Maria als Stedenmaagd Rockox als jongste schepen gekend. Wanneer Maria sterft, verhuist Malou naar Antwerpen. Als wees zal ze in het Maagdenhuis worden geplaatst, maar omdat ze zoveel over planten en kruiden weet, mag ze verblijven in Den Gulden Rinck, het huis van burgemeester Rockox in de Keizerstraat. De dertienjarige Malou is hulpje in de keuken, dan kamermeisje. In het voorjaar werkt ze in de tuin. Op een dag komt Meerten in dienst als knecht en klerk …
Een historisch verhaal in twee delen (Roosendaal en Antwerpen). De eigenzinnige Malou op zoek naar haar echte vader is de spilfiguur. Ze uit kritiek op wie macht uitoefent. De woelige Spaanse periode is de achtergrond, met de strijd tussen Noord en Zuid, de roomsen en de ketters. De schrijfster heeft zich voor dit verhaal laten inspireren door de studie van Leen Huet en Jan Grieten, ‘Nicolaas Rockox 1560-1640’ (2010). Hier en daar staan er zuidnederlandismen (doorheen, namiddag). Achterin: een woordenlijstje en historische verklaringen.