Marja

Het is 1943 en Marja, een zeventienjarig meisje uit de Kempen, vertrekt naar Duitsland om er te gaan werken in de delicatessenzaak van een welgestelde familie. Ze vertrekt uit noodzaak naar het land van de Duitse bezetters: haar familie lijdt honger en er zijn vele monden te voeden thuis. In Duitsland is er een groot tekort aan arbeidskrachten en buitenlanders zijn dus welkom. Marja neemt zich voor om al haar loon naar haar moeder te zenden zodat haar broertjes en zusjes behoorlijk te eten zullen krijgen. In het begin voelt Marja zich eenzaam in het vreemde land ook al zorgt haar werkgeefster, Frau Bergh, goed voor haar. Gelukkig zijn er nog Nesten en Micha, die net als Marja uit België komen maar gedwongen tewerkgesteld werden in Duitsland. Vooral met Nesten raakt Marja goed bevriend. Gaandeweg leert Marja beter Duits spreken en verstaan en ook dat verlicht haar eenzaamheid. Ze ervaart ook dat lang niet alle Duitsers het naziregime goedkeuren. Vooral de professor, een voormalig muzikant die Hitler niet bepaald in het hart draagt, leert haar om kritisch na te denken. Wanneer de oorlog in het voordeel keert van de geallieerden, wordt het leven in Duitsland steeds moeilijker. De grote steden worden zwaar gebombardeerd en ook Maagdenburg, waar Marja verblijft, wordt niet gespaard. Door de ogen van Marja maakt de lezer kennis met de vele gezichten van de oorlog: de angst en stress bij de bombardementen, de slapeloze nachten, het meedogenloze optreden van de nazi’s ook naar de Duitse bevolking (bijv. wie plundert na bombardementen wordt terechtgesteld), het opvorderen van hele jonge jongens als kanonnenvlees, de hopeloze chaos bij de bevrijding, de ontnuchtering ook bij de thuiskomst. Marja is een rijk en ontroerend boek dat jonge mensen op een indringende en heel persoonlijke wijze laat kennismaken met een duistere periode uit de twintigste eeuw. Deze roman zet aan tot nadenken over schuld en onschuld, en is tevens een pleidooi voor verdraagzaamheid en nuancering. Om het met de woorden van de roman te zeggen: "Ze [Marja] wil niet oordelen en ze wil niet veroordeeld worden. Ze weet nu hoe moeilijk het is een goed mens te zijn. Ze weet nu dat je fout kunt zijn, gewoon door de andere kant op te kijken. Je hoeft niet zelf te doden om schuldig te zijn. Dat weet ze nu." (p. 192)