Meneer Melchior en het betoverde bos

Thomas’ leven verandert drastisch op de dag waarop hij meneer Melchior ontmoet en ingaat op diens aanbod om hem te leren toveren. Al na de eerste les loopt het fout. Hoewel Meneer Melchior Thomas bezworen heeft onder geen voorwaarde het allerlaatste hoofdstuk van zijn toverboek te lezen, bezwijkt de jongen de volgende dag al. De gevolgen zijn rampzalig: zonder het zelf te willen tovert Thomas zijn ouders en zusje weg, hun huis vervalt in een klap tot een spookachtige krotwoning, de natuurlijke orde is verstoord. Op z’n vliegende bezem Gamma onderneemt Thomas de gevaarlijke tocht naar het Noorden, langs levende wouden, dwergen, skeletruiters, en vuurspuwende draken, om opnieuw de confrontatie met meneer Melchior aan te gaan. Ontsnappen is in dit boek onmogelijk. Noch voor Thomas die, gevangen in een toverwereld, de weg moet gaan die voor hem is uitgestippeld. Noch voor de lezer, die in dit verhaal en in deze wereld gezogen wordt en wordt vastgehouden tot de laatste bladzijde. De auteur slaagt erin een geweldige spanning op te bouwen, en een hallucinante sfeer neer te zetten. In die mate dat gevoelige lezers het boek mogelijk even opzij zullen leggen als de nachtmerrie te overweldigend wordt. Gelukkig kan je hier en daar nog even op adem komen bij een miniem vleugje humor, vooral in de figuur van Gamma (genoemd naar want komend uit de winkel van Bompi, inderdaad). Want hoewel een bezem, heeft Gamma heel wat menselijke trekjes, een eigen karakter, en een zekere wijsheid, zoals blijkt uit zijn woorden: “En je kunt wel van een boom een bezem maken, maar andersom is een stuk lastiger.” (p. 96)