Met mij gaat alles goed & en met Anna?

In 1996 verscheen Simoens eerste adolescentenroman, ‘Met mij gaat alles goed’. Het was meteen een schot in de roos: het aangrijpende verhaal van de jonge Jonas Bracke die aan aids sterft, oogstte succes bij de doelgroep én lovende kritieken in de pers. Drie jaar later breit de auteur een vervolg aan het verhaal, vanuit het standpunt van Jonas’ jongere zusje: ‘En met Anna?’ In 2005 verschijnt een derde deel, waarin de geliefde stiefbroer van Jonas, halbroer van Anna, centraal staat: ‘Veel liefs van Michael’. Bij die gelegenheid worden de twee voorafgaande delen opnieuw uitgegeven, samen in één band. “Met mij gaat alles goed.” Die afstandelijke boodschap is zowat het enige ‘nieuws’ dat Jonas, met grote tussenpozen dan nog, vanuit Amerika naar het thuisfront in Holsbeek seint. Het onbezonnen en wispelturige (studie)gedrag van Jonas heeft een ‘vestingwal van stilte’ tussen hem en zijn vader Pierre opgetrokken. Met stiefbroer Michaël, die in Italië muziek studeert, onderhoudt hij wel een open, warme relatie. Na een wild jaar in Amerika, ontdekt Jonas dat hij met het HIV-virus besmet is. Hij hult zich maandenlang in stilzwijgen, ook tegenover Michaël. Als hij een beetje met zichzelf in het reine is gekomen, zet hij zijn beste beentje voor om de band met zijn vader en tweede moeder weer wat hechter te smeden. Een halfjaar nadat hij zelf de ongelukstijding kreeg, neemt hij zijn broer en zijn boezemvriend Hugo in vertrouwen. In de brieven die hij hun stuurt zijn een aantal passages met rode viltstift gemarkeerd: die mogen ‘Holsbeek’ niet ter ore komen. Jonas ziet zijn ziekte als een oorlog die binnen in hem woedt. In de fase van seropositief-zijn beperkt het virus zich nog tot ‘voorhoedegevechten’. Parallel met die dreigende inwendige oorlog groeit de politieke onrust in Joegoslavië, het land waar Michaël, zijn moeder Irina en zijn grote liefde Marta vandaan komen. Het eerste deel van de roman bestrijkt de periode van september 1989 tot mei 1990, onder de titel ‘Schermutselingen’. In het tweede deel, ‘Oorlog (1992-1993)’ woedt de strijd in ex-Joegoslavië in volle hevigheid. Ook voor Jonas wordt het echt oorlog: de ziekte breekt door. Na een acute crisis slaat de angst soms in alle hevigheid toe. Afgezien van die zwakke momenten ziet hij de toekomst realistisch maar met vertrouwen tegemoet. De verbeterde relatie met zijn vader doet hem goed. Door zijn engagement in het project dat Irina opzet voor vluchtelingen uit haar land, kan hij zijn laatste levensmaanden zin geven. De slachtoffers van de twee oorlogen verzachten mekaars leed. Na meer dan drie jaar verzwijgen, in februari 1993, voelt hij zich moreel sterk genoeg om zijn ouders in te lichten. De openheid doet hem goed. Het derde deel van het boek, ‘Bestanden (1994)’, pakt precies een jaar later de draad weer op met het overlijdensbericht van Jonas (26 jaar jong). Heel aangrijpend belicht de auteur dan het moeizame verwerkingsproces van Jonas’ ouders. Het vergt veel begrip en geduld van Irina om het emotionele isolement van haar man te doorbreken. Zoals in die andere oorlog worden ook hier broze bestanden afgesloten. Het leven van Jonas heeft diepe sporen nagelaten bij zijn familieleden maar ook bij veel andere mensen die hem gekend hebben. ‘Met mij gaat alles goed’ presenteert zich aan de lezer als een verzameling van brieven (waaronder enkele niet verstuurde), faxen, telegrammen, één enkele dagboeknotitie (of brief aan zichzelf) en één lezersbrief aan de krant. Als correspondenten treden vooral Jonas en Michaël op, maar daarnaast ook Jonas’ ouders, zusje en oom, zijn boezemvriend Hugo en een (Sloveense) tante van Michaëls meisje. Met die briefvorm weet de auteur de lezer zeer nauw bij het gebeuren te betrekken. Door de wisselende gezichtshoeken krijgt die lezer ook een breed, genuanceerd beeld van de centrale thema’s. Indringende gevoelens worden steeds voldoende beheerst – meestal zelfs zeer weloverwogen – verwoord door de schrijvende personages. Slechts in een paar ‘niet verstuurde brieven’ klinkt een rauwere hartenkreet door, waardor de ingehouden toon van de hoofdmoot des te sterker geladen wordt. De briefvorm doet ook een beroep op de lezer als medeschepper van het verhaal: hij moet veel tussen de regels lezen en zelf heel wat reconstrueren uit de flarden informatie en interpretatie. Bij het uitlenen van zijn pen aan een hele reeks personages, blijft Jan Simoen met veel talent borg staan voor een aangepaste, maar steeds correcte en springlevende taal. Ook negen jaar na zijn eerste verschijnen blijft ‘Met mij gaat alles goed’ uitblinken als een parel. ‘En met Anna?’ speelt zich af vijf jaar na de dood van Jonas. Zijn ‘kleine zusje’ Anna is intussen zestien en zij beëindigt haar middelbare studies. Op een dag merkt zij allerlei ‘voortekenen’ op die haar het gevoel geven dat er iets ongewoons op til is. En dan krijgt zij, die vroeger van alles afgeschermd werd, een ‘brief-met- rode-viltstift’ van Hugo. Drie jaar geleden zijn Michaël en Marta tijdens hun VN-missie spoorloos verdwenen in een Bosnisch grensdorp. Waarschijnlijk zijn zij omgekomen in een jeep die op een landmijn reed, maar de teruggevonden verkoolde lichamen zijn niet echt met zekerheid geïdentificeerd. En nu heeft Hugo Marta gezien op het muziekfestival dat hij organiseerde in Istrië. Anna’s ouders mogen voorlopig van niets weten: het zou te pijnlijk zijn als zij valse hoop kregen omtrent Michaël. Het is niet zo’n makkelijke tijd voor Anna. De studiekeuze vlot niet en de relatie met vriendjes brengt verwarring. Haar ouders worstelen met een crisis in hun huwelijk en wonen voorlopig apart. Anna lijdt bovendien aan angsten. Het meest problematisch is haar ‘vroeger- angst’. Het liefst zou zij al het verdriet uit het verleden gewoon vergeten en iemand anders worden: Ann (zoals haar vrienden haar noemen) in plaats van Anna (aan die naam heeft zij een hekel). Maar het lot beslist daar anders over. Of is het de overleden Jonas die aan de touwtjes trekt achter de schermen? De proloog van het boek wijst sterk in die richting. Daniël Devolder, de dokter die Jonas op het einde van zijn leven verzorgde en met hem bevriend raakte, duikt toevallig op in Anna’s leven net op het ogenblik dat Marta (via Hugo) in een brief een beroep doet op Anna’s hulp bij ‘iets belangrijks’. Hoe Anna het ook probeert af te weren, al het oude verdriet komt weer boven. Het concert van de popzanger die aan aids lijdt, ‘doc’ Devolder, de rode viltstift … dat alles stelt het beeld van haar geliefde oudste broer weer pijnlijk scherp. Door Hugo’s toedoen wordt zij ook weer helemaal ondergedompeld in het gemis van die andere ‘dode’ broer. Zij voelt zich ellendig en eenzaam. Maar als zij, in het laatste hoofdstuk van het boek, haar ouders kan voorstellen aan het tweejarige zoontje van Michaël, komt zij tot rust. “Op de een of andere rare manier genoot ik. Jarenlang hadden ze mij van alles verzwegen, hadden zij mij buiten hun verhaal gehouden (toegegeven: jarenlang had ik het ook niet willen weten!); nu waren de rollen omgekeerd: nu had ik een geheim verhaal dat ik voor hen had verzwegen. […] eigenlijk was het allemaal niet zo belangrijk meer. […] Als ik kijk naar mijn ouders met hun eerste kleinkind, dan weet ik het zeker: er zijn belangrijker dingen” (p. 356). De toekomst ziet er een beetje hoopvoller uit, al is lang niet alles bright and shiny. Michaël leeft nog, maar het geweld in zijn land en de betrokkenheid van zijn vader en oom bij oorlogsmisdaden, hebben hem een psychische knauw toegebracht. Hij leeft ondergedoken en ook Marta weet niet waar hij is. Toch heeft zij er goede hoop op dat hij op een dag terug zal komen. Net als in het eerste deel van de trilogie laat de auteur ook hier verschillende vertellers aan het woord: Anna zelf, Jonas, Hugo, dokter Devolder, Irina, Pierre … Maar vanaf pakweg het midden speelt Anna een actievere (zij het door anderen gemanipuleerde) rol in de plot en is zij het die relaas uitbrengt. Simoen bevestigt zijn talent om de vertelstijl mooi mee te laten variëren met de vertellers. De opbouw van het verhaal garandeert spanning tot op de laatste bladzijde. ‘En met Anna’ is zeker een geslaagd boek. Maar het haalt niet de kwaliteit van zijn voorganger. Het verloop van de gebeurtenissen komt daarvoor een ietsje te georkestreerd over. De lezer voelt te veel dat er achter het verhaal een auteur met kunstig gezaagde puzzelstukjes aan het schuiven is. Toeval en symboliek zijn hier en daar een tikje te nadrukkelijk aanwezig.