Met opa op de fiets

Opa vertrekt voor een fietstochtje en neemt de kleine Isa mee. Maar alle andere kinderen die ze onderweg tegenkomen, willen ook mee. En opa kan nooit nee zeggen. Zo komen er kinderen op het stuur, het puntje van zijn zadel, op de bagagedrager, de stang, en in zijn nek, … terecht. Zo ploetert opa verder en dan gaat zijn band kapot. Omdat opa te moe is, kan hij niet meer terug wandelen. De kinderen maken dan maar een kar waar opa in kan. Ze duwen hem naar huis. Na zo’n tocht verdient iedereen een ijsje, gezellig bij oma in de keuken. Dit boek vertelt op een eenvoudige manier over een opa die geen neen kan zeggen. Het taalgebruik is niet altijd eenvoudig: ‘een uiltje knappen’ of ‘een rimpel in je hoofd denken’. Maar zo leren kleuters die uitdrukkingen ook kennen. Heel kort wordt een allusie gemaakt op het verbod om zo te rijden: “Hopelijk ziet de politie ons niet.” Gelukkig kan dit in prentenboeken wel. Dit boek schetst een idyllisch beeld van het platteland waar kinderen nog in een beek spelen en de eendjes onder een bruggetje door zwemmen. Daar kunnen kinderen van vandaag alleen maar van dromen. En op één van de laatste prenten duiken de koeltorens en de bouwkranen al op …