Mijnheertje Kokhals heeft een vriendje
Mijnheertje Kokhals ontfermt zich over een hondje dat door de eigenaars bij het begin van de vakantie uit de auto wordt geschopt. Ze worden al snel onafscheidelijk. Ze gaan samen naar de bioscoop, halen grappen uit, likken aan één ijsje. Tot de eigenaars van het hondje terugkomen en de hond weer voor hen kiest, mijnheertje Kokhals verweesd achterlatend. Het verhaaltje is aardig op zich, de manier waarop het geschreven is veel minder. Het taalgebruik is vlak, en niet altijd op kleuterniveau: “Hun geluk kende echt geen grenzen. Niets kon hen scheiden.” (p. 19 en 21) of “Hij moest zijn hart maar eens luchten.” (p. 27). (Waarna op de prent het eeuwige kokhalzen weer te zien is!) De andere illustraties zijn daarentegen heel poëtisch, en zetten een heel intieme sfeer neer als het om de vriendschap tussen man en hond gaat.