Niet bang zijn, kleine tijgers
Moeder Tijger bevalt van twee welpjes: Kai en Amber. Ze worden snel groot en het is verbazend hoe snel ze leren. Op een nacht gaat mama op jacht en laat ze haar welpjes achter. De kleintjes zijn bang. Het wachten duurt hen te lang en ze gaan op zoek. Het oerwoud is vol donkere, stille schaduwen en ze verschieten van een vreemd geluid. Ze vluchten maar worden naar hun gevoel in het nauw gedreven. Als ze al hun moed bijeen rapen en toch de confrontatie willen aangaan, zijn ze erg opgelucht: het is mama tijger! De rust keert terug en ze vallen allemaal opnieuw in een rustige, diepe slaap. ‘Niet bang zijn, kleine tijgers’ is een nogal voorspelbaar en vooral zeemzoet boek. De illustraties zijn op het randje van schreeuwerig en stralen meer kitsch uit dan sfeer. De tekst is eenvoudig en goed te verstaan maar net wat te gewoon. Wat opvalt, is het overvloedige gebruik van verkleinwoorden: oogjes, kleintjes, welpjes, zachtjes, … Dat begint al gauw te storen maar past wel bij het flauwe, weke totaal.