Nopjes

Het begint als een sprookje: “er was eens … een plek waar zo weinig gebeurde, dat elk woord er één teveel was.” En toch, “voor wie om zich heen keek was er veel te zien.” En ja hoor, als je de prent goed bekijkt, dan valt er overal leven te bespeuren, ook al lijkt hij op het eerste gezicht strak en statisch. Op die open plek bouwt Nopjes haar huis. Ze gebruikt bakstenen en pannen, en ze heeft een deur. Maar als alles klaar is, is het vanbinnen erg donker. Het klopt niet, vindt ze. “Het lijkt alsof de nacht hier woont.” Het huis biedt wel bescherming, maar tegelijkertijd sluit het haar af van het licht, van contact met de anderen. Daarom zet ze de deur open. Aan de dieren die voorbijkomen, vraagt ze wat ze van haar huis vinden. Die missen resp. het licht, de berg, de vijver, de wei … Telkens haalt ze een muur weg, totdat ze enkel nog de deur en het dak overhoudt. En toch blijft ze alleen. “Maar in m’n eentje is er niks aan, dacht ze.” Dan wordt er op de deur geklopt, en alle dieren komen logeren. ’s Avonds wordt het een beetje koud. Verplancke doorbreekt hier de vriendelijke illustraties door Nopjes op een vrij agressieve manier de deur te laten versplinteren met een bijl. Het verhaal eindigt toch weer heel harmonieus, want samen slapen ze in bij de warmte van het kampvuur, dat gevoed wordt met de spaanders van de deur. Het is een heel filosofisch verhaal, dat zich door de herhaling al tot vrij jonge kinderen richt. Verplancke toont, meer nog dan hij het zegt, dat mens en natuur in harmonie naast en met elkaar kunnen leven: je moet je niet afsluiten, je moet er deel van uitmaken, alles en iedereen heeft een plaats. De rust wordt abrupt afgebroken als Nopjes de deur aan spaanders slaat. Kan je je in een wereld vol onrust zomaar openstellen voor anderen, je muren afbreken en iedereen binnenlaten? Klaas Verplancke tekende zowel voor de tekst als voor de illustraties, wat er eens te meer voor zorgt dat tekst en beeld hand in hand gaan en elkaar aanvullen. De techniek van de herhaling zorgt ervoor dat ook vrij jonge kinderen het verhaal kunnen volgen. De tekst is bovendien licht en vlindert een beetje, zodat het verhaal zeker niet zwaar overkomt. Zoals we dat van Klaas Verplancke gewend zijn, zijn de illustraties ronduit prachtig. Er ging ook heel veel aandacht naar de vormgeving, wat dit boek nog aangenamer maakt.