Oei, ik heb een zwarte kat gezien
Alles over heksen, vrijdag de 13de, amuletten en boze geesten
Dat een zwarte kat en het getal 13 ongeluk brengen en scherven en een klavertjevier geluk, zullen de meeste kinderen wel weten. Uitdrukkingen als ‘op hout afkloppen’ en ‘de vingers kruisen’ klinken hun wellicht niet onbekend in de oren. Via de media maken zij ook kennis met de mascottes en gelukbrengende rituelen van sportlui en andere vedetten. Van een aantal ingeburgerde gebruiken is het minder duidelijk dat hun oorsprong in bijgeloof te zoeken is. Suikerbonen uitdelen bij een geboorte bijvoorbeeld, of een ring aan de vinger van de partner schuiven bij verloving of huwelijk. Van weinig bijgelovige praktijken is de oorsprong algemeen bekend … Bart Lauvrijs verzamelde een heleboel staaltjes van bijgeloof en deelde ze in elf groepen van verwanten in: bijgeloof bij sporters; gevaarlijke dagen en getallen; bijgeloof over het lichaam; taboegedrag zoals windjes laten en geeuwen; bijgelovige weetjes over dieren, planten, voedsel, natuurverschijnselen, bovennatuurlijke krachten en sprookjesfiguren; bijgeloof in je dagelijkse handelingen en bij belangrijke mijlpalen in je leven. Meestal wordt de herkomst van het fenomeen uit de doeken gedaan, soms wordt slechts een tipje van de sluier opgelicht en in een aantal gevallen blijven de roots in het duister. Ook de volwassen lezer die meent al enige scholing in de superstitie op zijn palmares te hebben, kijkt soms nog verbaasd op: vis eten op vrijdag zou iets met de liefdesgodin Venus van doen hebben, de paashaas is van protestantse afkomst, zwarte kleding dragen bij een overlijden is een vorm van zelfbescherming … Om het geheel overzichtelijk te houden is elk hoofdstukje nog eens in rubriekjes ingedeeld. Hier en daar sluit een cursief gedrukt ‘weet-je-dat’-alineaatje zo’n rubriek af. Het zal wellicht de bedoeling geweest zijn de vreemdste, strafste gevallen van superstitie in die cursieve deeltjes onder te brengen, maar vaak is er geen enkel gradatieverschil met de vele concrete voorbeelden van bijgelovigen die gewoon in de tekst verwerkt zijn. Storender zijn de weetjes die in een verkeerd onderdeel terechtgekomen zijn of door een gebrek aan verband maar wat verloren blijven bungelen aan het staartje van een willekeurige rubriek. Zo belandt de handoplegging bij de tanden en Prometheus bij de vampiers en weerwolven … Ook in de formulering sluipt al eens een slordigheid of onduidelijkheid, bijvoorbeeld als het gaat over de oneven getallen die ‘sowieso’ de even getallen overheersen, of de Scandinavische herkomst van de naam ‘zwaluw’. Voor een register werd niet gezorgd. Dat had nochtans de gebruiksvriendelijkheid van het boekje kunnen verhogen. Ondanks die mankementjes werd dit een interessante en leuke uitgave. Daarvoor zorgen het onderwerp op zich, de vele concrete voorbeelden, het verteltalent van de auteur en ook de paginagrote grappige illustraties van Ann Ingelbeen. Kinderen vanaf een jaar of tien kunnen er plezier aan beleven, hun weethonger mee stillen en wie weet er ook een leuk onderwerp voor een spreekbeurt in vinden. Info genoeg waarmee zij ook juf of meester kunnen boeien en verrassen. Toch is voorzichtigheid geboden, want er staan ook dingen in het boek die de leerkracht beter niet weet: een oorvijg zou een manier (geweest) zijn om het geheugen op te frissen …