Op de vlucht
Tien mei 1940. Duitsland verklaart de oorlog aan België. Een algemene mobilisatie wordt afgekondigd. De vader van Bieke, Jo en Ansje moet als arts en reserveofficier met zijn compagnie mee naar Frankrijk. Zijn gezin zal hem vergezellen, ook het dienstmeisje Cella. In een overvolle wagen vertrekken ze op 19 mei vanuit Roeselare. Via Veurne rijden ze in een colonne van vijfentwintig wagens naar Duinkerken, pas gebombardeerd door de Duitsers. In Noord- Frankrijk beginnen de problemen: gebrek aan logies, tekort aan brandstof, motorpech en een vijandige houding van de Fransen. De colonne vordert maar moeizaam. Wanneer Abbeville door de Fransen wordt bezet, besluit de dokter rechtsomkeer te maken. Op de terugweg logeert de familie bij boeren, op een pastorie, in een heus kasteel. Via Rijsel bereiken ze opnieuw de grens en rijden huiswaarts. Een boeiend verhaal voor kinderen, verteld door Jo, één van de meisjes uit het doktersgezin. De dreiging en de vele ongemakken tijdens de vlucht worden raak geschertst, in een vlotte stijl. Sobere illustraties. Een kaartje ontbreekt.