Paniek in de Leeuwenkuil

Daniël woont met zijn zussen Suzina en Little in de zoo, waar hun vader directeur is. Vanaf de dag dat Daniël hun boomhut besmeurd aantreft, lijken alle bezoekers van de zoo verdacht: de persoon die voortdurend op een bankje bij de pelikanen zit, de jongen die aan de lopende band de wolven loopt te schetsen, de man die de hele dag een lege kinderwagen voor zich uit duwt. Uiteindelijk blijkt er voor elk vreemd gedrag een verklaring, en komt alles goed. Kinderen lezen Paul van Loons werk graag: elk verhaal loopt als een trein, één en al dialoog, met de nodige spanning bovendien. Persoonlijk vind ik dit verhaal vrij flauw, de personages stereotiep, de moraal te zeer uitgesmeerd. Het geheel straalt een enorme artificialiteit uit, waarin de zogenaamd vlotte dialogen geforceerd vlot overkomen, o.a. door woorden als dombo en suffo waarmee Suzina haar broer aanspreekt.