Piraat Jan-Wolf
Piratenboeken zijn er in overvloed, voor jong en oud. 'Piraat Jan-Wolf' behoort tot de leuke soort. Op de schutbladen grijnzen de gekende doodskoppen met gekruiste botten je aan. Op het titelblad prijkt Jan-Wolf, in piratentenue, met brede glimlach. Die lach sterft weg bij het begin van het verhaal, waar Jan-Wolf tot drie maal toe een slappeling wordt genoemd. Niets durft hij, behalve als hij zich ’s nachts alleen op zijn kamer op en top piraat voelt.
En dan gaat zijn droom in vervulling: hij wordt ontvoerd door echte piraten. Door zijn raam is niet langer zijn straat te zien, maar een piratenschip op de woeste baren. Hij wordt bij de beruchte kapitein Drake gebracht, van wie hij een lied moet zingen. Meteen begint slappeling Jan-Wolf te stotteren, wat voor de jonge lezers leuk taalspel oplevert: pi-pi … raten en ka-ka … pi-pi … tein. Gelukkig voor hem daagt net dan een schip op om te enteren. Midden in de actie voelt Jan-Wolf zich hoe langer hoe slapper, wat de auteur uitdrukt met vergelijkingen die soms knap zijn ("zo slap als een babypapje") maar soms ook te slapjes ("zo slap als een slijmerige slak"). Als de piraten de buit verdeeld hebben en zich te buiten gaan aan drank en eten, lijken ze Jan-Wolf te vergeten. Onopgemerkt voelt hij zich wel dapper genoeg om een lied te zingen, een spotlied nog wel …
Het boek eindigt op het vasteland, waar Jan-Wolf letterlijk in het midden van de belangstelling staat, een bevredigend, maar niet zo origineel slot. Jan-Wolfs zelfvoldane blik spreekt boekdelen. De sprekende mimiek is een van de sterke kanten van de illustraties. Die bevatten veel actie en bevatten veel medium-shots, waardoor je als kijker het gevoel hebt midden in de actie te zitten. Een meeslepend en amusant boek voor kleine piratenkinderen.