Rood
Parijs, 1789. Toine Clervaux, leerling-schilder, helpt zijn vader bij het decoreren van Parijse herenwoningen. Ze voeren ook herstellingen uit aan het hof van Versailles. Wanneer de revolutie losbarst, breken er moeilijke tijden aan voor Toine en zijn familie. Graaf Delacroix vertrouwt de jongen een schilderij toe om bij zich thuis te verbergen. Welke rol speelt Père Hubert, een priester die inwoont bij de familie? Na de arrestatie van zijn vader raadpleegt Toine een waarzegster. Met zijn vrienden, die de revolutie genegen zijn, bevrijdt hij zijn vader.
Een jeugdboek vol gruwel over de terreur in Parijs tijdens de beginjaren van de Franse Revolutie. Bekende tijdgenoten zoals de schilder David worden opgevoerd. Helaas is de stijl van de schrijfster doorlopend onbeholpen. ‘Het café gonsde van magere mensen’ (p. 98). ‘Mijn hoofd liep leeg en mijn onderbuik vol’ (p. 142). ‘Ik vulde voor het eerst het druipende, lege kleed dat ik was geworden’ (p. 218). ‘Ik wilde mijn benen aan flarden rennen, maar ik mocht niet’ (p. 224). Lavoisier wordt verkeerdelijk met dubbele s geschreven (p. 176).