Scherven in de nacht

Het verhaal begint in Duitsland op negen november 1938. Tijdens de beruchte Kristallnacht worden in het hele land duizenden ruiten van Joodse winkeliers ingegooid. Jacob, zoon van een stoffenhandelaar, probeert met zijn familie te ontkomen. Ze worden tegengehouden aan de Nederlandse grens. Alleen kinderen worden toegelaten in de vluchtelingenkampen. Uiteindelijk belandt Jacob met zijn vriend David in Westerbork. Zijn familie scheept met vele andere Joden in op de Saint Barbara die eerst koers zet naar Cuba, dan naar de V.S. Maar het schip keert onverrichterzake terug naar Europa. In juni 1940 komt de familie van David aan in Westerbork. In Drenthe krijgen de Joden tijdelijk onderdak maar ze moeten er hard werken. Einde van het verhaal. De schrijfster slaagt er goed in om de gebeurtenissen van voor W.O. II in Duitsland weer te geven. In Westerbork confronteert ze Mieke, dochter van de Nederlandse boekhouder in het kamp, met de Joodse jongen. Dat Duitse Joden net voor W.O.II als economische vluchtelingen werden geweerd uit de naburige landen vinden wij verbijsterend. We weten ook dat Westerbork tijdens de bezetting van de nazi’s een doorgangskamp was naar de uitroeiingskampen in Duitsland en Polen. Achterin volgt een chronologisch overzicht tot 1940.