Sebastiaan Duister is de zoon van een elfenmoeder en een mensenvader. Dat verklaart meteen zijn ietwat vreemde uiterlijk op de cover van dit boek. Na de dood van zijn vader wordt er verwacht dat hij de kost zal verdienen. Er is nauwelijks werk, dus besluit Sebastiaan in de voetsporen van zijn vader, de beroemde hofnar, te treden. Gekleed in zijn vaders pak trekt hij in het gezelschap van zijn eeuwig kletsende en klagende buffaloop naar het verre Keladon. Daar hoopt hij hofnar van koning Septinus te worden. Er is echter één groot probleem. De humor waarover zijn vader beschikte, heeft Sebastiaan niet meegekregen. Zijn grappen worden door niemand gewaardeerd. De cynische opmerkingen van zijn buffaloop Max zetten dat probleem nog extra in de verf. Maar Sebastiaan zet door, ook al verloopt zijn reis niet zonder moeilijkheden. Gelukkig treft hij de kleine moedige strijder Cornelius die hem vergezelt en beschermt tegen de roofzuchtige en bloeddorstige wezens die ze op hun weg ontmoeten. Samen bevrijden ze een beeldschone prinses uit de handen van de woeste Bandistanen. Deze ontmoeting zal zijn leven grondig veranderen, al neemt het niet de wending die Sebastiaan had gehoopt. In dit fantasierijke verhaal, waarin de verschillende karakters mooi op elkaar inspelen, wisselen humor en spanning elkaar af. De vlotte schrijfstijl, toegankelijke taal en ruime bladspiegel zorgen ervoor dat dit verhaal een breed publiek kan boeien en nieuwsgierig zal laten uitkijken naar het tweede deel van deze trilogie.