Sjakie en de chocoladefabriek
Alle ingrediënten voor een oerdegelijk en zelfs cliché verhaal zijn hier aanwezig: een arme jongen die het maakt. Het armzalige milieu van Sjakie, die met twee paar stokoude grootouders en een paar hardwerkende ouders onder de geur van de immer stampende chocoladefabriek leeft, wordt uitvoerig beschreven. Over de grootouders staat er bijvoorbeeld: "Alle grootouders waren boven de negentig. Ze waren zo verschrompeld als pruimedanten en zo mager als geraamten, en de hele lieve lange dag, tot Sjakie binnenkwam, lagen ze stilletjes in bed, twee aan ieder eind ..." En al weet je dat het niet anders kan of Sjakie vindt de gouden wikkel, het verhaal is zo plastisch en meeslepend dat voorspelbaarheid of clichés er helemaal niet toe doen. Omdat voor Sjakie alles winst is en hij niets verwacht, blijven hij en zijn grootvader Jacob als laatste over. Zoals de meeste van Roald Dahls boeken dompelt ook dit boek de lezer onder in een echt taalbad. Dahl is een meester van de synoniemen en hij goochelt met nieuwsamengestelde woorden, wat heel wat mogelijkheden biedt voor taalbeschouwing en voor interactie tussen voorlezer en kinderen. Denk bijvoorbeeld aan de etiketten op de deuren van de opslagplaatsten op p. 88: "Opslagplaats 54 stond er, alle roomsoorten - dunne room, slagroom, bakkersroom, paarse room, koffieroom, theeroom, syndroom. 'Sint-room?' vroeg Joris Teevee. 'Is dat room van Sinterklaas?'" Heerlijk is het om daar op door te gaan. Bij de boontjes staat op de laatste plaats 'Heilige Boontjes' en zo gaat het eigenlijk continu door. De liftknopjes op p. 121 bieden niet alleen de mogelijkheid om zelf samengestelde woorden te maken, maar kunnen ook gebruikt worden als tekenopdrachten, bv. 'aardbeiensapwaterpistolen'. En probeer maar eens te achterhalen wat pruimedanten zijn. Het verhaal heeft echt nog niets aan kracht ingeboet. Het is grappig en meeslepend en ideaal om leesplezier te laten ervaren. Deze uitgave is een jubileumeditie en de illustraties van Quentin Blake zijn volledig in kleur.