Sneeuwwit

Sprookjes als Sneeuwwitje blijven dankbaar materiaal voor literaire bewerkingen. In deze uitstekende hervertelling behoudt Daan Remmerts de Vries de geest van de oorspronkelijke compositie met kernelementen als de jaloerse koningin, de toverspiegel, de zeven dwergen, de schijndood en de prins. Binnen dat vertrouwde kader creëert de Nederlandse auteur met veel kunde een subtiel gelaagd, slim en scherpzinnig verhaal waarin bijzonder veel – nu eens overduidelijk dan weer subtiel verborgen – te ontdekken valt.

Oud en nieuw

De oorspronkelijke Sneeuwwitje is een korte, bondige en best simpele vertelling. Remmerts de Vries daarentegen geeft het verhaal inhoudelijk veel meer reliëf. Alle personages (elk met een eigennaam) zijn mensen van vlees en bloed met een eigen persoonlijkheid, met dromen, verlangens en strubbelingen. De zeven dwergen kapen overduidelijk de hoofdrol weg. Ze brengen een flinke snuf joligheid in het verhaal. Zo willen ze anders dan bij de broers Grimm Sneeuwwitje niet zonder slag of stoot afgeven aan de prins. Waarom zouden ze ook, ze zijn zelf zo dol op haar, en met de prins lopen ze niet hoog op. 

Tegelijkertijd benadert Remmerts de Vries het sprookje vanuit een andere invalshoek. Daarmee daagt hij op fijnzinnige wijze de conventies van Sneeuwwitje uit. Sneeuwwitje tobt bijvoorbeeld regelmatig over de herkomst van haar naam. Ze begrijpt de betekenis niet, “want ze was toch roze.” Haar uitzonderlijke fysieke schoonheid, die we zo goed kennen als “zo wit als sneeuw, zo rood als bloed en zo zwart als ebbenhout”, komt niet sterk naar voren. Ze is knap natuurlijk, maar daar telt vooreerst haar innerlijke schoonheid, zoals blijkt uit haar intrigerende gesprek met de toverspiegel. De toverspiegel heeft trouwens een interessante actieve rol, zeker op het einde.

Taal en beeld 

Dit gesprek is een van de meest virtuoze passages in het boek. Ook het begin is ijzersterk. Tussen de vele zwierige dialogen in vinden we enkele verstilde momenten, zoals “Iets van al die dartelheid was door het bos gezweefd, en had zich als een dwarrelend lint uitgestrekt over de velden…” Het hadden er voor ons meer mogen zijn. Het unieke kleurenpallet in aquarel van illustrator Mark Janssen evoceert een sprookjesachtige sfeer, een bijzondere wereld ergens tussenin. Zijn illustraties zijn nu eens paginagroot dan weer klein maar subtiel, zoals de vrije vogel die tweemaal als krachtig symbool opduikt. Het is een ware explosie van intense kleuren die in elkaar overlopen. Het winterse avondrood, het sneeuwlandschap en het bos met zoveel tinten groen zijn adembenemend mooi. Ook hier nemen de koddige dwergen (waarvan twee van kleur) opnieuw de hoofdrol op. Mark Janssen kiest soms ook voor een verrassend beeld. Zeven kotsende dwergen op handen en voeten, dat hebben we nog niet vaak gezien. Ook de glinsterende cover, verborgen onder de geïllustreerde boekomslag, is een grafisch kunstwerkje. 

Over Sneeuwwitje 

Naar het einde toe neemt Sneeuwwitje het heft in handen. Eindelijk! zouden we zeggen, want tot haar schijndood was ze een naïef, dromerig en wereldvreemd meisje. Een beetje té zelfs. Ook de zeven dwergen, toch haar grootste aanbidders, vinden dat. Haar ontwaken van willoos meisje tot Sneeuwwit, een zelfbewuste jonge vrouw gebeurt tijdens het sleutelmoment in het sprookje. Dat moment krijgt zo een andere, meer symbolische lezing. (Al is de verandering niet stapsgewijs zoals vermeld op de boekomslag.) Na haar transformatie wordt ze wel nog steeds Sneeuwwitje genoemd. Dat is jammer, want de sterke titel verliest zo veel van zijn glans. Ook de voor een sprookje typische liefde op het eerste gezicht (ook hier) hadden we wel eens anders willen zien. Enkele bedenkingen in een voorts innemende hervertelling.