Spelen en goochelen met cijfers
Tellen, meten en rekenen gebeurt niet in alle beschavingen op dezelfde manier. Het is boeiend en amusant om na te gaan hoe zeer verschillende systemen, elk op zijn eigen manier, vat krijgen op de wereld van aantallen en grootheden. En hoe ze mekaar soms beïnvloeden. Het getal nul ontstond bijvoorbeeld 600 jaar vóór Christus in India. Het legde een lange weg af om uiteindelijk pas in de twaalfde eeuw onze contreien te bereiken. We staan er niet bij stil, maar wiskunde blijkt alomtegenwoordig in een mensenleven. Biologen stuiten op Fibonacci-getallen in fauna en flora, genetici doen aan kansberekening à la Mendel, kunstenaars hanteren de Gulden Snede, veiligheidsdiensten werken met priemgetallen en astronomen met het onmeetbare getal pi. Nog fascinerender wordt het als je naast grotheden en aantallen ook met vormen gaat werken. Een Möbius-band, een doolhof, fractals, 3D-kunst en optisch bedrog à la Escher… Al die wonderlijke fenomenen komen aan bod. Naast inzicht en weetjes valt er nog veel leuks te rapen in dit boek. Met wiskunde kun je namelijk ook allerlei trucs uithalen die wel magie lijken: van magische vierkanten ontwerpen tot goocheltrucs opvoeren met kaarten of zelfs gedachtelezen. De vele puzzelopgaven garanderen ettelijke uren speur- en rekenplezier. Een overvloed aan illustraties maakt het geheel extra aantrekkelijk, zoals we dat gewoon zijn in uitgaven van het Londense Dorling Kindersley. Eén minpunt in deze schitterende publicatie: opgaven en toelichtingen worden nogal eens verward of onzorgvuldig geformuleerd (bijvoorbeeld waar het gaat over fractals, priemgetal, octaaf, oneindig delen door de helft). Wellicht is het hier en daar de vertaalster die uit de bocht gaat. Desondanks kan ik het boek zeer warm aanbevelen aan alle twaalfplussers die van een leuke uitdaging houden.