Spiegelmeisje

Keet heeft het niet makkelijk met haar excentrieke vader. Hij fladdert van de ene vriendin naar de andere en Keet moet steeds met hem mee. Hij heeft nog maar net gebroken met Sylvia of Moniek duikt al op. Haar moeder host de hele wereld rond en heeft helemaal geen tijd voor haar tienerdochter. En ook oma heeft een nieuwe vriend. Tot overmaat van ramp woont haar beste vriendin aan het andere eind van de wereld. Het lijkt wel of ze er helemaal alleen voor staat.
Na de breuk met Sylvia, trekt ze met haar vader in in het oude weeshuis in het bos, als antikraak. Ze mag alleen maar in een klein stukje van het gebouw komen, de rest is een bouwval. Ze gaat al snel op onderzoek uit, want er gebeuren vreemde dingen en ze hoort steeds rare geluiden. In de buurt van het weeshuis vindt ze een overwoekerde plek die op een oude begraafplaats lijkt. En wie is dat iele meisje dat af en toe opduikt in de spiegel? Gelukkig is er Niek, de zoon van Moniek. Samen met de leukste, knapste en stoerste jongen die er bestaat, zoekt Keet uit wat er een eeuw geleden gebeurd is met de meisjes die toen in het weeshuis woonden.
Keet, haar oma en haar vader zijn eigenzinnige, a-typische personages, maar worden toch min of meer geloofwaardig neergezet. De lezer laat zich al snel op sleeptouw nemen door het spookverhaal op een geheimzinnige locatie. De auteur schrijft heel suggestief: je hoort wel vaker vreemde geluiden in oude huizen en Keet schrijft het ‘Spiegelmeisje’ eerst toe aan haar verbeeldingskracht. Wat is er nu van aan?
Al snel wordt duidelijk dat het spookverhaal eigenlijk als kapstok dient om Keets verlangen naar een warme thuis en ouderliefde te omschrijven. En zo hinkt het verhaal een beetje op twee gedachten. Dit vrij trage verhaal kent echter ook heel wat humoristische en romantische stukjes, zodat het toch nog vlot wegleest. Een verdienstelijk twijfelgeval dus.