Sprong in de leegte
Cornélie – in het dagelijkse leven gemakshalve ‘Cor’ – heeft niet alleen een ongewone naam, zij is ook een ongewoon meisje, een echt buitenbeentje. Op haar iets jongere zusje Elsa na is er niemand bij wie zij zichzelf kan zijn. Iedereen is een beetje bang van haar. Zij is energiek en houdt van uitdagingen. Als kind heeft zij het zelf niet door – denkt zelfs dat zij dommer of trager is dan de anderen, omdat zij voortdurend op de vingers getikt en gestraft wordt – maar zij is hoogbegaafd. Leeftijdgenootjes denken dat zij gek is, leerkrachten menen dat zij hen voor schut wil zetten. Haar ouders weten wel beter, maar hun grootste bekommernis betreft Elsa, die volgens hen te veel opkijkt naar haar zus. Cor denkt na over zaken waarvan anderen het bestaan niet eens kennen. ‘Zwarte gaten’ bijvoorbeeld, of de theoretische mogelijkheid van tijdreizen. “Over zulke dingen zou ik wel eens willen praten alsof het gewone dingen zijn. Ik doe toch ook de hele dag of ik kleren en jongens normale gespreksonderwerpen vind? Mag het dan ook niet eens een keer andersom?” (p.157). Pas op haar zestiende beseft Cor dat niemand haar ooit heeft behandeld als een kind dat warmte nodig heeft. Niemand keek doorheen de façade van het stoere, knokige enfant terrible. Zijzelf beschikt over haast griezelig veel psychologisch doorzicht, waarmee zij als het ware de gedachten van de mensen uit haar naaste omgeving kan lezen. Zonder dat die het doorhebben, kan zij hen manipuleren. Dat lukt haar zelfs met loverboy Rachid, die zij op een crisismoment in haar leven binnenlaat. “Ik speelde mee en liet jou denken dat jij met me speelde” (p.55). Zij begrijpt ook intuïtief hoe zij dieren moet aanpakken. Vooral in de omgang met paarden voelt zij zich goed. Op haar dertiende weet Cor een vakantiebaantje van zes weken in een echt circus te versieren. Daar voelt zij zich helemaal thuis. Zij sluit vriendschap met de paarden, met het achtjarige verstandelijk gehandicapte jongetje Gabber en met haar leeftijdgenoot Lucien, die liever trapezeartiest wil worden dan de paardenacrobaat die zijn vader van hem wil maken. Cors toekomstdroom krijgt vorm: zij wil niet voortstuderen maar circusartieste worden. Om in afwachting daarvan haar vaardigheden en behendigheid niet te verliezen, legt Cor zich toe op het skaten. Net als bij het paardrijden valt haar steeds doormalende gedachtestroom stil als zij haar kunstjes uithaalt op de ramp. Maar dan, als Cor vijftien is, slaat het noodlot toe. “Ik speelde met de wereld en op een dag pakte de wereld me terug en begon met mij te spelen” (p.85). Zusje Elsa raakt in een coma door een valpartij bij het skaten. Zij wou Cor overtroeven met waaghalzerij… Cor zoekt troost bij Rachid, maar als hij haar als een van zijn hoeren wil inzetten, kapt zij met hem, diep teleurgesteld. Op dat kritieke punt in haar leven, als zij het echt niet meer ziet zitten, verschijnt de oude Sal op het toneel. Eindelijk heeft Cor een gesprekspartner gevonden die aan haar gewaagd is. Ze voeren intellectuele gesprekken, die soms flitsen als een pingpongspel. Sal spoort haar aan om al haar gedachten en herinneringen op papier te zetten. Met verwijzingen naar begrippen, films en boeken, schotelt hij haar voortdurend intellectuele uitdagingen voor. Het boek ‘East of Eden’ (John Steinbeck) fascineert haar: zij identificeert zich met de ‘slechte broer’ die zich na een dramatisch conflict in ballingschap terugtrekt ten oosten van Eden, in het land Nod. Sal helpt haar om het vraagstuk ‘goed en kwaad’ in een ruimer, genuanceerd kader te plaatsen. Als Cor, eindelijk een beetje in het reine met zichzelf, naar het circus vertrekt, heeft zij op haar beurt kleur gebracht in het leven van de oude man, die ook niet bepaald door het lot gespaard is gebleven. Het ‘dagboek’ dat Cor bij hem heeft achtergelaten, brengt hij naar zijn buurvrouw, die schrijfster is, met het verzoek het te publiceren. Hij voegt er een hoopgevende boodschap voor Cor aan toe: “De zon komt eerder op in het land Nod.” 'Sprong in de leegte' is geen gemakkelijk maar wel een zeer rijk boek. De bespiegelingen en herinneringen die Cor neerpent, zijn opgedeeld in korte fragmenten en soms (nooit verzonden) brieven. Je herkent er niet meteen een rode draad in. Zij legt veel ‘nare kleine herinneringen’ vast, maar ook staaltjes van mentale sterkte en helder doorzicht. De chronologie wordt behoorlijk overhoop gegooid, maar op een doordachte, verantwoorde manier. De vertelster probeert inzicht te krijgen in haar eigen aard, gedrag, gedachten en motieven. De pijnlijkste episode – het ongeluk van haar zusje waaraan zij zich schuldig acht – schuift zij voor zich uit. Als zij er dan eindelijk toch over kan schrijven, gebeurt dat in één bladzijdenlange geut zonder leestekens. Dat zij zichzelf de rol van slechterik toebedeelt – maar dan meestal een slechterik à la Reinaert de Vos, die de zwakte van de tegenstander doorziet en tegen hem gebruikt om zichzelf te redden – wakkert de sympathie van de lezer aan. Hier en daar laat Cor verstaan of geeft zij zelfs grif toe dat zij eerder in het boek de waarheid een beetje geweld heeft aangedaan. In elk van die gevallen vind je dat als lezer begrijpelijk. Het maakt Cor nog menselijker, verhoogt de authenticiteit. Conform het karakter van de vertelster, zit er vaart in de schrijfstijl, soms zelfs ongeduldige springerigheid. Jeugdige woordkeuze, rake observaties, provocerende uitspraken en gevatte humor (nogal eens met een ietwat bittere bijsmaak) zorgen voor een grote levendigheid. Meer dan eens daagt de schrijfster je uit om mee te denken, door te denken, op te zoeken. Voor jongeren vanaf veertien jaar met enige (levens-) en leesrijpheid is dit een schitterend boek. Thema’s als ‘schuldgevoelens over het ongeluk van een familielid’ en het motief van de ‘wijze oudere buitenstaander die een jongere met problemen opvangt’ zijn uiteraard niet nieuw. Maar in dit verhaal worden ze origineel en overtuigend uitgewerkt en het boek heeft daarnaast nog zoveel meer te bieden. Waardevolle adolescentenliteratuur, die ook volwassen lezers kan aanspreken.