Stapelbedbroers

De broers Henk en Rocco delen een stapelbed waarin ze elke avond gesprekken voeren. Over dingen waarover ze ’t eens zijn, zoals Mooie Mia met de rooie lippen van de overkant. Maar ook dingen waarin ze elkaars tegenpool zijn. Waar Rocco het shirt van Feijenoord het mooist vindt, is dat voor Henk “een vlucht duiven die het licht van de zon vangt, dan lijken ze net snippers zilverpapier”. De twee jongens maken samen met hun oudere zus Wendy en Paultje van twee deel uit van een warm Haags arbeidersgezin, waarin de moeder moet gaan poetsen omdat de vader met z’n grote hart weer een klus (haast) gratis doet. Hoewel het niet evident is het hoofd boven water te houden, kent alles in dit gezin een positieve afloop: het scooterongeluk van Rocco, Wendy’s tienerzwangerschap, en de overgang van Henk naar het gymnasium.

Van bij aanvang valt het grove taalgebruik op, dat vooral de vader hanteert: stoephoer, afzeiken, goorlap, lulhannes, lul de behanger, tyfus. Daarnaast spreekt hij zijn zoons steevast aan met “pik”. Ook woorden als ruften, sjoege, zinksnijer, een loei, hachelen, lijp, meier, pislink, een knaak, koekwaus, ruigpoot … dragen zeker bij tot de ‘couleur locale’, maar voor Vlaamse lezers is dit een eindeloze lijst onbegrijpelijke woorden. En hoewel dat irritatie kan opwekken, sneeuwt dit onder naarmate je toch in de ban raakt van dit gezin. Elk van de personages is immers zo haarscherp getekend, en de twee broers in het bijzonder. “Rocco’s verstand zit in zijn voeten, bij jou in je koppie.” is de snedige samenvatting van de vader, en het hele boek is een illustratie van die uitspraak. En ook van de broederliefde ondanks die verschillen, die Henk uitspreekt tegen zijn broer in coma “Ik wil geen ziekenhuisbedbroer, jij bent mijn stapelbedbroer. Beloof dat je wakker wordt”.

Koos Meinderts kiest ervoor het verhaal te situeren in 1969 en laat die tijd haast een extra personage zijn. De verwijzingen naar muziek en gebeurtenissen uit de jaren zijn haast niet te tellen: de verschijning van 'Je t’aime, moi non plus', of 'Welterusten, meneer de president' van Boudewijn de Groot, Golden Earring, Bob Dylan, Woodstock, de Vietnamoorlog. De duidelijkste situering in de tijd is de nacht van 21 juli 1969, waarop Henk tranen laat bij de eerste stappen op de maan. Achterin het boek geeft de auteur zo maar liefst vijftien bladzijden duiding bij een aantal begrippen onder de titel “Van Ambachtsschool tot Zwarte Piet”. Het was misschien een goed idee geweest daar ook het racisme te duiden waaraan de vader zich bezondigt. Zo spreekt hij de Turkse buurman wiens naam hij niet kent maar vast aan met Ali, om verder de draak te steken met diens uitspraak van het Nederlands in woorden als “boerman” en “loellen”. Ook noemt hij Surinaamse en Marokkaanse vrouwen één pot nat. Het zou mogelijke kritiek daarop kunnen vermijden.