Tijgers huilen niet. Jesse, 'ballewal-tsji'. De circusfietser
In dit schitterende drieluik van Harm de Jonge lees je over korte, maar zeer waardevolle en beklijvende vriendschappen in of kort na de Tweede Wereldoorlog. In een bijna poëtische taal haalt in elk boek het hoofdpersonage in de ik-persoon herinneringen op aan een vluchtige ontmoeting in zijn jeugd. Het gaat om bijzondere contacten met vreemde figuren die verhalen vol mysterie vertellen. In 'Tijgers huilen niet' duikt Brakker, een jongen uit een rondtrekkend circus, op bij Joni op het schoolplein. Hij vertelt wonderlijke verhalen en zijn broekzakken zitten vol bijzondere spullen. Rogger maakt in 'Jesse,'ballewal-tsji' kennis met Jesse, een kind uit de Zwarte Oost, dat in zijn eentje in een kelder ondergedoken leeft en fantaseert over de Grote Aanval op de soldaten en de vuurbom die hij wil maken. Urenlang luistert Rogger naar prachtige verhalen over Marrakas, vuurspuwers, meisjes met lucifervlees, waggelkippen en wolfsspinnen. 'De circusfietser' gaat over Joeke, een magere jongen die een tijdje bij Homme in de klas komt. Hij is stil en verlegen, maar durft hoog in de lucht over een draad te fietsen. Met een glazen vogeltje uit Mexico in je zak, kan je immers niet doodvallen! De drie boeken zijn los van elkaar te lezen, maar ze horen zowel qua inhoud als stijl bij elkaar, hoewel 'De circusfietser' directer is en minder gevoelvol geschreven. Als een rode draad doorheen de drie verhalen, is de oorlog steeds aanwezig, maar dit weegt niet door. Het zijn geen verhalen over oorlogsgruwelen of gebeurtenissen aan het front, maar een bijna melancholische terugblik op de kindertijd. Ze vertellen over de dagelijkse realiteit van gewone dingen en hoe kinderen die ervaren. Het avontuur zit in de fantastische verhalen. De personages slagen erin zo in hun fantasie op te gaan dat ze al het andere om zich heen vergeten. De volwassenen hebben een bijrol, maar komen wel terug in de verschillende boeken, soms met een andere naam, maar steeds met dezelfde kenmerken, zoals de meester, juf Stubbe en een vader waarvan je in het tweede boek vaag begrijpt dat hij zich met verzetsactiviteiten bezighoudt en die in het derde boek overleden is. Ook andere elementen keren terug, zoals de setting (Groningen) en de roodgeverfde blikken vuurtorens in het raam. De verhalen zitten vol autobiografische elementen, maar krijgen een tijdloos karakter door de aanwezigheid en het belang van de vele vertellingen. De grens tussen fantasie en werkelijkheid is zeer mistig. Voor een select publiek van ervaren lezers die bijzondere momenten weten te waarderen.