Toen de zwanen kwamen

Isla is, net als haar vader en grootvader, dol op wilde zwanen en dat vooral op het moment wanneer ze terugkomen uit het noorden. Tijdens een poging om de zwanen te zien, valt Isla's vader midden in de wei neer als gevolg van een hartstilstand. Hij moet een hele tijd in het ziekenhuis verblijven. Tijdens één van haar bezoekjes daar ontmoet Isla een andere patiënt, de jongen Harry. Het klikt tussen hen twee en Isla gaat meer en meer bij Harry op bezoek. Zij vertelt hem over de zwanen, in het bijzonder over één zwaan die niet meer wil vliegen. Wanneer ze op school een opdracht over vliegen krijgt, groeit het idee om de zwaan opnieuw te leren vliegen. Ze krijgt hulp van haar opa en Harry wordt haar trouwe supporter. Het leven van Isla draait momenteel alleen om die ene zwaan. Ze is ervan overtuigd dat als ze die kan leren vliegen alles goed komt met haar vader. Isla is een meisje aan het begin van de puberteit en dat merk je aan haar twijfels, haar schuldgevoelens, haar drang naar zelfstandigheid, haar onzekerheid en schrik. Ze wordt mooi neergezet en je leeft mee met haar zorgen en haar inspanningen om de zwaan te redden. Die zwaan vormt de rode draad door het boek, elk personage heeft er ergens wel verband mee. Ondanks pesterijen op school blijft ze in zichzelf geloven en wordt daarin gesteund door haar 'ziekenhuisvriendje', Harry. Het boek neemt je vanaf de eerste bladzijde mee en laat je niet meer los. Het zijn allemaal korte hoofdstukken en er wordt veel in dialogen verteld, wat leuk is om te lezen.