Van Reynaart de vos tot Sint Brandaan
Verhalen uit de middeleeuwen
In 'Van Reynaart de vos tot Sint Brandaan' verzamelt Simone Kramer enkele middeleeuwse verhalen. Het werd een bonte mengeling met naast de werken die in de titel worden vermeld, ook twee lais van Marie de France ('Bisclavret' en het 'Essenmeisje'), twee Karelromans (het 'Roelantslied' en 'Karel en Elegast') en de 'Avonturen van Dietrich van Bern'. Het gaat om hervertellingen en niet om vertalingen, wat betekent dat er soms gesnoeid werd in de oorspronkelijke teksten en dat er interpretatieve keuzes werden gemaakt.
Jammer genoeg maakt de auteur nergens duidelijk waarom ze precies deze werken uitzocht. Het gaat zeker niet alleen om teksten die in het Middelnederlands werden overgeleverd. De lais van Marie de France en de epen over Dietrich von Bern zijn niet bekend vanuit het Middelnederlands. Het is ook moeilijk om een inhoudelijke rode draad te vinden in deze zeer uiteenlopende verzameling. Verder zijn de uitgekozen werken zeer ongelijk qua lengte en interne samenhang. 'Bisclavret' en het 'Essenmeisje' zijn eigenlijk middeleeuwse kortverhalen en vallen in deze verzameling op door hun gebalde structuur en geringe omvang, de avonturen van Dietrich von Bern lijken dan weer oeverloos voort te kabbelen. Dit komt omdat het hier eigenlijk gaat om een verzameling van verschillende epen met een gemeenschappelijk hoofdpersonage, dat telkens opnieuw moet vechten tegen wonderbaarlijke reuzen, draken of dwergen.
Zonder enige verdere duiding moet de inhoud van de verhalen bij een moderne lezer vaak bevreemdend overkomen. Het dierenepos 'Van den vos Reynaerde' en het verhaal van koning Karel die samen met zijn verbannen leenman Elegast uit stelen gaat, zijn algemeen bekend, maar wat te denken van de wonderlijke zeereis van de Ierse abt Brandaan? Deze begint aan zijn tocht op goddelijk bevel om met eigen ogen vast te stellen dat de vele wonderen waarover hij had gelezen en waarin hij niet wilde geloven wel degelijk bestaan. En aan wonderen inderdaad geen gebrek. Brandaan en zijn monniken ontmoeten op hun lange reis allerlei zeemonsters, verdoemde zielen, duivels en engelen en vinden zowel de hel als het paradijs. In deze tekst maakt de lezer kennis met het middeleeuws mens- en wereldbeeld en schemeren de theologische discussies door over hel, vagevuur en de diverse straffen voor zondige zielen. Door het gebrek aan enige verklaring of situering van de behandelde teksten, gaan deze aspecten voor vele lezers wellicht verloren en blijft de 'Reis van Sint Brandaan' in de eerste plaats toch een wonderlijke tekst over het naïeve geloof van de middeleeuwer.
Daarnaast maakt de auteur ook een aantal vreemde inhoudelijke keuzes en sluipen er enkele fouten in haar versie. Ik geef een drietal voorbeelden hiervan uit respectievelijk 'Van Reynaart de Vos', 'Karel en Elegast' en de 'Avonturen van Dietrich van Bern'.
In 'Van den vos Reynaerde' (bij Kramer dus 'Van Reynaart de vos') moet Bruun de beer als eerste proberen om de misdadige Reynaert naar het hof van koning Nobel te brengen. De vos speelt echter op listige wijze in op Bruuns vraatzucht en belooft hem een overdaad aan honing. In de Middelnederlandse tekst zegt Reynaert dat hij zelf veel te veel van die honing heeft gegeten, een voor hem onbekend voedsel. Hij is er misselijk door geworden en is absoluut niet in staat om naar Nobels hof te lopen. In Kramers tekst zegt de vos dat hij wellicht een verkeerde wortel heeft gegeten en daardoor misselijk is. Enkel honing kan zijn maag nog verdragen en dat is beschamend voedsel voor een vos. Bovendien is zijn vaatje honing bijna leeg. Waarom Kramer hier afwijkt van de oorspronkelijke tekst, is niet duidelijk. De ironie van de Middelnederlandse versie wordt er niet sterker door, integendeel. Bovendien heeft Reynaert het in de moderne variant over een vaatje honing en zegt hij dat hij nog vele vaatjes weet staan bij Lamfroit de timmerman. Ook in de Middelnederlandse tekst wordt over de honing op Lamfroits hof gesproken. Het is immers daar dat Reynaert Bruun in de val wil lokken. De honing zit in een gespleten boomstam die ligt uit te drogen. Honingraten in een boomstam, dat kan wel, maar vaatjes honing in een stam die door wiggen wordt opengesperd, dat lijkt toch vreemd ...
Bij 'Karel en Elegast' draait de pointe van het verhaal rond de anonimiteit van Karel. De koning weet wel wie hij voor zich heeft, maar Elegast heeft zijn vorst niet herkend. Die denkt dat hij met de dief Adelbrecht te maken heeft. Doordat de twee elkaar ontmoeten in wapenrusting compleet met helm, is dit wel mogelijk. Het is wel enigszins bevreemdend dat die helmen blijkbaar ook later niet worden afgezet wanneer ze samen op rooftocht trekken en Elegast het kasteel van de valse Eggerik binnendringt. Een moderne lezer die de Middelnederlandse tekst leest, vraagt zich toch wel de hele tijd af hoe het komt dat Elegast maar niet tot het besef komt dat zijn koning voor hem staat. Dit onlogisch aspect had Kramer bij het bewerken gemakkelijk kunnen duiden of wegwerken maar dat gebeurt niet. In de begeleidende tekeningen worden Karel en Elegast bovendien zonder helm getoond (hoewel niet samen in één tekening), waardoor het nog vreemder wordt.
In 'De avonturen van Dietrich van Bern' heeft de reus Sigenot het gemunt op Dietrich. Hij vormt een reële bedreiging want deze reus woonde in Zwitserland en dat is niet ver van Bern, zo staat in de tekst te lezen (p. 45). Dit klinkt raadselachtig, behalve als je weet dat Dietrich in de middeleeuwse traditie heerst over Noord-Italië en Bern Middelhoogduits is voor Verona. Dit wordt echter nergens verklaard.
Op zich is het heel interessant dat Simone Kramer probeert om ook minder bekende verhalen uit de middeleeuwen toegankelijk te maken voor een breder publiek en de zinnen rollen ook vlot uit haar pen. De punten van kritiek hebben vooral betrekking op haar stofkeuze en op de manier waarop de auteur op sommige plaatsen met haar bronnenmateriaal omspringt. Overigens heeft dit boek een aantrekkelijke vorm gekregen met vele kleurige aquareltekeningen van Els van Egeraat.