Vlinderkind

In Vlinderkind volg je een jongetje dat zich graag als vlinder verkleedt. Gedragen door de wind dartelt hij met z'n kostuum door de wereld. Maar wanneer een groepje kindjes hem uitlachen met de vleugels, en dat ze ze zelfs kapot maken, gaat hij ontroostbaar naar huis. Hij wil niet meer naar buiten, heeft geen lust meer om iets te doen. Wanneer zijn vader hem helpt om nieuwe vleugels te knutselen, en hij zijn moed terugvindt, gaat de jongen –trotser dan ooit– opnieuw de wereld in, als een echt vlinderkind.

In dit verhaal primeren de knappe, expressieve tekeningen. De tekst is summier gehouden (sterk vertaald door Edward van de Vendel), en is zo lichtvoetig dat ze bijna wegwaait door de vleugels. De vader leert hem om op te komen voor jezelf, zonder dat het belerend is, of dat het enige confrontatie lijkt te zijn. Het is vooral: jezelf blijven. Die boodschap komt helemaal tot z'n recht. Het dartelen van de jongen is niet alleen in de tekeningen duidelijk, maar ook in het vrolijke taalgebruik (... dan zwier ik en ik zwaai, dan dol ik en ik draai, dan klapper en dan flapper ik ...). Samen met de warme, vrolijke tekeningen voelt het geheel vooral vertederend en knus. En bovenal: je voelt aan alles hoe trots hij is, waardoor je ongetwijfeld het boekje uithebt met een wonderlijk brede glimlach op je gezicht.

Heerlijk!