Vreemde vogels
Het verhaal speelt zich af ergens in Nieuw Zeeland tussen 14 februari en 6 juni. De hoofdpersoon Frankie is twaalf jaar. Hij woont samen met zijn ouders en zijn oudere zus, maar zijn moeder komt sinds jaren niet meer buiten. Ze bakt taarten en verkoopt die. Frankie maakt zich altijd zorgen; hij durft om een of andere reden zijn moeder niet alleen te laten. Wat er met moeder mis is, blijft zeer vaag. Frankie leest veel en is een echte talenknobbel. Met zijn boezemvriend en tegenpool, Gigs, heeft hij een eigen taal - het Chiluns - ontwikkeld. Dan zijn er nog drie tantes, die eens in de week komen eten en met wie Frankie een speciale band heeft. Frankie kent niet alleen angst, hij heeft ook buien van "hopeloze somberheid" (en dat voor een twaalfjarige). Elke avond gaat hij naast mama's bed zitten en praat met haar over wat hem bezighoudt. Deze gesprekken staan aan het eind van elke dag (hoofdstuk) en zijn kleiner gedrukt.
Er verandert eindelijk iets in zijn redelijk eentonige leven als Sydney in zijn klas komt. Ze is een bijdehandse meid die Frankie als groepswerkpartner kiest. Frankie is verward en ook een beetje verliefd. Sydney's moeder is een nomade, ze verdient haar kost als prostituee en verhuist telkens als de schulden te groot en de grond onder haar voeten te heet worden. Haar drie kinderen kregen de naam van de plaats waar ze geboren werden. Sydney heeft met Frankie de bezorgdheid om hun moeder gemeen.
Na heelwat gezwets kom je er als lezer achter dat Frankies moeder een psychiater heeft, die haar aan huis komt bezoeken en dat Frankie een tijdje bij de tantes gewoond heeft toen er iets heel ergs met mama aan de hand was (zelfmoordpoging?). Dat verklaart Frankies bezorgdheid.
Net als Frankie zich onder invloed van Sydney beter gaat voelen, besluit diens moeder dat ze weer gaan verhuizen. Hij verwondert zich over het feit dat Sydney "een slecht einde aanvaardt", iets wat hij niet kan. Ten einde raad gaat Frankie met Tante Alma praten en die legt hem uit wat er met mama aan de hand is: "ze moet uitrusten van het leven".
Frankie praat met mama en met andere gezinsleden. Er verandert een en ander in het gezin en Frankie gaat in therapie om zijn gepieker een halt toe te roepen.
Het verhaal blijft lang te vaag, is soms oeverloos gezwets. De twee laatste hoofdstukken redden het geheel. Maar de lezer moet wel zover geraken. Het jargon van de kinderen is niet altijd goed te begrijpen en hun manier van denken en doen is soms ongeloofwaardig voor hun leeftijd. Hier en daar zijn er mooie passages maar die wegen niet op tegen het overheersende gevoel van verveling.