Vuurwerk in mijn hoofd

Jurcell houdt van voetballen. Net zoals zijn vader, de beroemdste voetballer van heel Curaçao, heeft hij talent. Echt talent. Zijn vrije tijd brengt hij dan ook al voetballend door. Op een dag arriveert er een nieuwe jongen in de klas. Een Nederlander, Gerrit heet hij. Hij heeft ook talent: talent om te voetballen én talent om zwarte jongens te irriteren. Gerrit heeft duidelijk last van racistische vooroordelen en dat zal Jurcell geweten hebben.
Gelukkig heeft Jurcell Taïma nog. Ze is zijn mati. Ze kunnen elkaar alles vertellen en toevertrouwen. Misschien horen ze wel echt bij elkaar. Zoals zijn mama en papa. Maar hoe zit dat eigenlijk tussen mama en papa? Het is Jurcell opgevallen dat ze mekaar minder kussen de laatste tijd. Op de dag de mama begon te roepen tegen papa, wist hij meteen dat het goed fout zat. Bij hen werd er immers nooit geroepen want mama zei altijd dat deftige mensen niet roepen tegen elkaar.
Jurcell moet een tijdje bij zijn grootmoeder gaan logeren. Die woont aan de andere kant van het eiland. Ze woont in een buurt die heel wat minder deftig is dan de buurt waarin hij woont. Daar leert Jurcell Randy kennen. Randy is niet bepaald een brave jongen. Hij sleurt Jurcell mee het bendeleven in.
Een spannend boek dat je op het puntje van je stoel laat zitten. Het eerste hoofdstuk heeft een open einde en hoort chronologisch gezien meer op het einde van het verhaal thuis. Deze spannende flash forward zorgt ervoor dat je gedreven bent om te weten te komen hoe ‘dat ‘ is kunnen gebeuren.  Op het moment dat de verhaallijn inpikt op het eerste hoofdstuk, bereikt het verhaal een climax. Nadien komt er nog een mooi louterend stuk. De inzichten die Jurcell verworven heeft in dit avontuur worden aan de lezer meegegeven. Het slot maakt het verhaal compleet.
Een mooi en spannend verhaal dat een (jeugdige) lezer ook nog wat levenswijsheid bijbrengt.
Helaas spreekt de kaft weinig aan ...