Waar de wind waait
Het openingsgedicht ‘Dromendromen’ is illustratief voor de hele bundel. Dromen en verbeeldingskracht lopen als een rode draad door de gedichten, wat blijkt uit titels als ‘Geheim’, ‘Toverachtig’, ‘Toverbrij’ en ‘Dromenzin’. Het gedicht is heel lichamelijk en ook in veel andere gedichten worden lichaamsdelen genoemd, wat ze in de traditie van de oude bakerrijmen plaatst. ‘Dromendromen’ begint vormelijk sterk met een origineel neologisme en klankrijke regels: "Dromen slomen zich/ een baan/ door je hoofd". Vervolgens ontspoort het echter in al te gezochte combinaties zoals "en weer terug/ terug naar je tenen/ tenenkrommend/ uitgestort". Jammer genoeg is ook dat gebrek aan vormbeheersing typerend voor de bundel.
Veel gedichten bevatten leuke vondsten of snijden aantrekkelijke thema’s aan zoals willen winnen, een stoere broer, bejaard zijn, angst of een rotdag, maar ze lopen vast in rijmdwang, kromme ritmes, storende opvulling en een te expliciete verwoording die dodelijk is voor poëzie. Neem de volgende strofe uit ‘Vervelend’: "Mijn vrienden zijn aan het kamperen/ buiten is geen lekker weer/ Mijn fiets moet papa repareren/ Tja, nu weet ik het ook niet meer." De eerste regel is nodeloos omslachtig, de tweede grammaticaal stuntelig, de inversie in regel drie klinkt geforceerd en regel vier begint met een opvuller, eindigt met een goedkoop rijm en loopt ritmisch krom. En wat te denken van regels als "Vandaag voel ik mij heel alleen/ want van mij is er maar één", of "Ik ben in het bejaardenhuis/ er gaat hier aardig wat verkeerd/ Hebben deze oude mensen/ nooit de regeltjes geleerd?" Slechts heel sporadisch klinken de rijmen natuurlijk en zwiert het ritme, zoals in ‘Laarzen’: "kijk, daar komt de regen/ hou me tegen!/ hou me vast/ die eerste plas/ die is de mijne ..."
In een tijd waarin er erg weinig bundels kinderpoëzie verschijnen, verdient elke uitgever die het toch waagt, waardering. Deze bundel is overigens heel verzorgd uitgegeven, met knappe illustraties van Esther Leeuwrik. Met fijne lijntjes slaagt ze erin de personages speels te typeren en met haar rijke kleurenpalet en creatief gebruik van waterverf weet ze de dromerige of warme sfeer van de gedichten raak te treffen. Dat maakt het extra jammer dat de gedichten niet aan een strengere selectie en redactie onderworpen werden.