Wie wil met me spelen?

Dootje, het hoofdfiguur uit dit prentenboek, een doorbijter, verhuist naar een andere stad en gaat er meteen op zoek naar vriendjes en vriendinnetjes. Maar haar zoektocht levert niets op. Of de grasmaaier maakt te veel lawaai, of er is een taalbarrière, of de juf van de bib kan haar alleen maar het boek ‘Alleen op de wereld’ aanraden, of … Maar de volgende dag gaat ze naar de nieuwe school, en daar komt als uit één mond de vraag: “Wil je met ons spelen?”. Dit stapelverhaal is niet onaardig met zijn vaak absurd-grappige lijnen, maar in de herhalingen mis je de emotie en de spanning en het voorspelbare einde mist ook geloofwaardigheid. De auteur heeft een (speels bedoelde) zoeklijn in het verhaal gemonteerd, maar de infantiele vraagjes op elke prent storen en zijn overbodig. Bv.: “Is Dootje wel alleen in de bibliotheek?”, terwijl je bijna centraal op de prent op de voorgrond, en dus helemaal niet verstopt, een ander meisje ziet zitten tussen een stapel boeken. Zo zie je op elke prent een kind waarnaar de vraag verwijst. Dat kind blijkt uiteindelijk in Dootjes nieuwe klas te zitten. Nog een ander euvel is de verwarring omtrent het tijdsverloop: terwijl het verhaal zich op één dag afspeelt, wisselt Dootje erg vaak van kleren of van attributen. Een vrijheid die de illustrator zich permitteert als fantasie, maar dit zaait verwarring en strookt niet met het realistische gehalte van het verhaal. De prenten in vale kleuren met rijke schakeringen zijn best aardig. Door hun ritme en de verschillende perspectieven ogen ze boeiend en er valt veel leuks in te ontdekken buiten het verhaal, zoals bv. de muis in zijn vliegtuigje, of het vogeltje op de schommel, enzovoort.