Zwart water

Texel, 1593. Het stormt hevig op het Waddeneiland. De dijken breken en de weilanden lopen onder. Veel schapen verdrinken. Mattias, de oudste jongen, wil geld verdienen voor het gezin. Zijn vader, een visser, is drie jaar tevoren op zee omgekomen. Mattias zal tegen het advies van zijn moeder in aanmonsteren op de Anna Maria. Het graanschip vaart rondom Denemarken richting Danzig aan de Oostzee. Het leven op het schip is erg zwaar voor de jongen. De bemanning lijdt onder het bedorven voedsel en het ongedierte. Mattias moet de vuilste karweien opknappen. Als op een nacht een jong meisje verdwijnt, krijgt Mattias de schuld als zondebok. De kapitein, een neef van hem, verdedigt hem niet tegen de vijandige bemanning.
De schrijfster heeft inspiratie gezocht in de verslagen over menige stormvloed rond 1600. De personages heeft ze verzonnen. Een kaartje voorin schetst de gevaarlijke route vanuit Texel via Skagerrak en Kattegat richting Danzig. Minder bekende begrippen worden achterin verklaard.